pattern

Cambridge English: CAE (C1 Advanced) - Sport

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
Cambridge English: CAE (C1 Advanced)
sports meeting
[zelfstandig naamwoord]

an organized event at which multiple athletic competitions are staged

sportwedstrijd, sportbijeenkomst

sportwedstrijd, sportbijeenkomst

Ex: The coach reviewed the entrants ' event list so each athlete knew when to report during the sports meeting.De coach bekeek de evenementenlijst van de deelnemers zodat elke atleet wist wanneer hij zich moest melden tijdens de **sportbijeenkomst**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
athletics
[zelfstandig naamwoord]

the sport of competing in track and field events, including running races and various competitions in jumping and throwing

atletiek, sport atletiek

atletiek, sport atletiek

Ex: The town celebrated when two local athletes medaled in the regional athletics meet .De stad vierde toen twee lokale atleten medailles wonnen bij de regionale **atletiek** wedstrijd.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
away game
[zelfstandig naamwoord]

a competition that is held at the ground of an opponent

uitwedstrijd, wedstrijd op verplaatsing

uitwedstrijd, wedstrijd op verplaatsing

Ex: That last away game was a huge win .Die laatste **uitwedstrijd** was een enorme overwinning.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
home game
[zelfstandig naamwoord]

a sports match played on a team's own field or court, rather than at the opponent's location

thuiswedstrijd, wedstrijd in eigen huis

thuiswedstrijd, wedstrijd in eigen huis

Ex: The players felt more confident during the home game.De spelers voelden zich zelfverzekerder tijdens de **thuiswedstrijd**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
strenuous
[bijvoeglijk naamwoord]

requiring great physical effort or energy

vermoeiend, zwaar

vermoeiend, zwaar

Ex: The strenuous climb tested their physical endurance .De **vermoeiende** klim testte hun fysieke uithoudingsvermogen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to commit
[werkwoord]

to do a particular thing that is unlawful or wrong

plegen, begaan

plegen, begaan

Ex: The hacker was apprehended for committing cybercrimes , including unauthorized access to sensitive information .De hacker werd gearresteerd voor het **plegen** van cybercrimes, waaronder onbevoegde toegang tot gevoelige informatie.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
foul
[zelfstandig naamwoord]

an act in a sport that is against the rules and is not allowed

overtreding, fout

overtreding, fout

Ex: The athlete 's foul led to a disqualification in the race .De **overtreding** van de atleet leidde tot een diskwalificatie in de race.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
defense
[zelfstandig naamwoord]

the team, players, or tactics whose primary role is to prevent the opposing side from scoring or gaining advantage in a game or match

de verdediging, de achterhoede

de verdediging, de achterhoede

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
dribble
[zelfstandig naamwoord]

the controlled advancement of a ball by a player using repeated slight touches, kicks, or pushes to keep possession and move past opponents

dribbel, balbehandeling

dribbel, balbehandeling

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
striker
[zelfstandig naamwoord]

a player positioned at the front of a soccer team whose main role is to score goals

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
penalty area
[zelfstandig naamwoord]

the rectangular area in front of the goal on a soccer field where the goalkeeper can handle the ball and fouls may result in a penalty kick

strafschopgebied, penaltygebied

strafschopgebied, penaltygebied

Ex: They crowded the penalty area during the corner.Ze verdrongen zich in het **strafschopgebied** tijdens de hoekschop.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
center circle
[zelfstandig naamwoord]

a marked circle at the center of a sports field or court, used to regulate starting play or positioning

middencirkel, centrale cirkel

middencirkel, centrale cirkel

Ex: Officials inspected the center circle markings before the match.Officials inspecteerden de markeringen van de **middencirkel** voor de wedstrijd.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
boundary
[zelfstandig naamwoord]

a dividing line, marker, or limit that separates one geographic area, property, or physical space from another

grens, begrenzing

grens, begrenzing

Ex: Border guards patrolled the international boundary along the river .Grenswachten patrouilleerden langs de rivier aan de internationale **grens**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
serve
[zelfstandig naamwoord]

the action of putting the ball or puck into play to start a point or match

service, opslag

service, opslag

Ex: The table tennis player 's serve was too fast for her opponent .De **service** van de tafeltennisspeler was te snel voor haar tegenstander.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to pass
[werkwoord]

to give the ball to a teammate by kicking, throwing, etc.

passen, de bal passen

passen, de bal passen

Ex: He passed the ball to the striker for an easy goal .Hij **passte** de bal naar de spits voor een makkelijk doelpunt.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
bounce
[zelfstandig naamwoord]

the act or motion of rebounding after striking a surface

Ex: The ball lost its bounce after getting wet .
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
hurdling
[zelfstandig naamwoord]

the athletic event or technique in track and field where athletes sprint and jump over hurdles set at regular distances along a track

hordelopen, hordespringen

hordelopen, hordespringen

Ex: The coach focused on improving their hurdling form during training .De coach richtte zich op het verbeteren van hun **hordelopen**-vorm tijdens de training.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
amateur
[bijvoeglijk naamwoord]

done for recreation, not as an occupation

amateuristisch,  niet professioneel

amateuristisch, niet professioneel

Ex: They organized an amateur painting workshop for beginners interested in learning basic techniques .Ze organiseerden een **amateur** schilderworkshop voor beginners die geïnteresseerd zijn in het leren van basistechnieken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
durability
[zelfstandig naamwoord]

the ability of a person to resist fatigue or injury over time, especially during physical activity or stress

duurzaamheid, uithoudingsvermogen

duurzaamheid, uithoudingsvermogen

Ex: That player is known for both speed and durability.Die speler staat bekend om zowel snelheid als **duurzaamheid**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to cheer on
[werkwoord]

to loudly support or encourage someone, especially during a performance or competition

aanmoedigen, toejuichen

aanmoedigen, toejuichen

Ex: The whole school gathered to cheer on the chess club during the tournament .De hele school kwam bijeen om de schaakclub tijdens het toernooi **aan te moedigen**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
umpire
[zelfstandig naamwoord]

an official who is in charge of a game and makes sure players obey the rules in sports such as tennis, baseball, and cricket

scheidsrechter, umpire

scheidsrechter, umpire

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
memorabilia
[zelfstandig naamwoord]

objects, records, or keepsakes preserved because they are connected with memorable people, events, places, or activities

aandenkens, verzamelobjecten

aandenkens, verzamelobjecten

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
trophy
[zelfstandig naamwoord]

an object that is awarded to the winner of a competition

trofee, beker

trofee, beker

Ex: The athlete trained hard to bring home the trophy.De atleet trainde hard om de **trofee** naar huis te brengen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
treadmill
[zelfstandig naamwoord]

a fitness machine with a moving surface that allows people to walk or run in one place for exercise

loopband, hardloopmachine

loopband, hardloopmachine

Ex: He started with a slow walk on the treadmill before gradually increasing his speed to a light jog .Hij begon met een langzame wandeling op de **loopband** voordat hij geleidelijk zijn snelheid verhoogde tot een licht joggen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
changing room
[zelfstandig naamwoord]

a room that people use in stores, gyms, schools, etc. to change or try on clothes

paskamer, kleedkamer

paskamer, kleedkamer

Ex: After the workout , she headed to the changing room to freshen up and change back into her regular clothes .Na de training ging ze naar de **kleedkamer** om zich op te frissen en weer in haar gewone kleren te veranderen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
stamina
[zelfstandig naamwoord]

the mental or physical strength that makes one continue doing something hard for a long time

uithoudingsvermogen, stamina

uithoudingsvermogen, stamina

Ex: The long hours of rehearsals tested the dancers ' stamina, but they delivered a flawless performance .De lange uren van repetities testten het **uithoudingsvermogen** van de dansers, maar zij leverden een vlekkeloze prestatie.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Cambridge English: CAE (C1 Advanced)
LanGeek
LanGeek app downloaden