pattern

Cambridge IELTS 19 - Academisch - Test 3 - Lezen - Passage 3 (3)

Hier vind je de woordenschat van Test 3 - Lezen - Passage 3 (3) in het Cambridge IELTS 19 - Academic cursusboek, om je te helpen bij de voorbereiding op je IELTS-examen.

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
Cambridge IELTS 19 - Academic
norm
[zelfstandig naamwoord]

a standard or expectation that guides behavior within a group or society

norm, standaard

norm, standaard

Ex: It has become the norm to work from home in many industries .Het is de **norm** geworden om vanuit huis te werken in veel industrieën.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to preserve
[werkwoord]

to cause something to remain in its original state without any significant change

bewaren, behouden

bewaren, behouden

Ex: The team is currently preserving the historical documents in a controlled environment .Het team is momenteel bezig met het **bewaren** van de historische documenten in een gecontroleerde omgeving.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
custom
[zelfstandig naamwoord]

a way of behaving or of doing something that is widely accepted in a society or among a specific group of people

gebruik, traditie

gebruik, traditie

Ex: The custom of having afternoon tea is still popular in some parts of the UK .De **gewoonte** om 's middags thee te drinken is nog steeds populair in sommige delen van het VK.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
habit
[zelfstandig naamwoord]

something that you regularly do almost without thinking about it, particularly one that is hard to give up or stop doing

gewoonte, gebruik

gewoonte, gebruik

Ex: She is in the habit of writing in her journal before going to bed .Ze heeft de **gewoonte** om in haar dagboek te schrijven voordat ze gaat slapen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to associate
[werkwoord]

to make a connection between someone or something and another in the mind

associëren, verbinden

associëren, verbinden

Ex: The color red is commonly associated with passion and intensity across various cultures .De kleur rood wordt in verschillende culturen vaak **geassocieerd** met passie en intensiteit.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
readiness
[zelfstandig naamwoord]

the state of being willing and prepared to act promptly

bereidheid, voorbereiding

bereidheid, voorbereiding

Ex: His readiness to adapt ensured his success in a fast-changing industry .Zijn **bereidheid** om zich aan te passen verzekerde zijn succes in een snel veranderende industrie.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
terms
[zelfstandig naamwoord]

the mutual relationship between people, groups, etc.

voorwaarden, relaties

voorwaarden, relaties

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
awareness
[zelfstandig naamwoord]

knowledge or understanding of a specific situation, fact, or issue

bewustzijn,  kennis

bewustzijn, kennis

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
software
[zelfstandig naamwoord]

the programs that a computer uses to perform specific tasks

software

software

Ex: He uses accounting software to keep track of his business finances .Hij gebruikt boekhoud-**software** om zijn bedrijfsfinanciën bij te houden.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to mature
[werkwoord]

to reach full potential through careful consideration, planning, or time

rijpen, doen rijpen

rijpen, doen rijpen

Ex: The company matured the product through several rounds of testing and improvements .Het bedrijf heeft het product **gerijpt** door verschillende rondes van testen en verbeteringen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
seamless
[bijvoeglijk naamwoord]

without any interruptions, mistakes, or visible imperfections

naadloos, vloeiend

naadloos, vloeiend

Ex: The app provided a seamless user experience , making navigation effortless and intuitive .De app bood een **naadloze** gebruikerservaring, waardoor navigeren moeiteloos en intuïtief werd.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
ubiquitous
[bijvoeglijk naamwoord]

seeming to exist or appear everywhere

alomtegenwoordig, ubiquitair

alomtegenwoordig, ubiquitair

Ex: The sound of car horns is ubiquitous in the bustling streets of the city .Het geluid van autotoeters is **alomtegenwoordig** in de drukke straten van de stad.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to conduct
[werkwoord]

to direct or participate in the management, organization, or execution of something

leiden, uitvoeren

leiden, uitvoeren

Ex: The CEO will personally conduct negotiations with potential business partners .De CEO zal persoonlijk de onderhandelingen **voeren** met potentiële zakelijke partners.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
family life
[zelfstandig naamwoord]

the everyday experiences and activities of a person who is married and has children

gezinsleven, leven in het gezin

gezinsleven, leven in het gezin

Ex: Family life in the countryside appealed to them more than city living .Het **gezinsleven** op het platteland sprak hen meer aan dan het leven in de stad.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to question
[werkwoord]

to have or express uncertainty about something

betwijfelen, in twijfel trekken

betwijfelen, in twijfel trekken

Ex: She questioned her own judgment after making a mistake and sought feedback from colleagues .Ze **betwijfelde** haar eigen oordeel na het maken van een fout en zocht feedback van collega's.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
noteworthy
[bijvoeglijk naamwoord]

deserving of attention due to importance, excellence, or notable qualities

opmerkelijk, noemenswaardig

opmerkelijk, noemenswaardig

Ex: The book received several noteworthy awards for its insightful content .Het boek ontving verschillende **opmerkelijke** onderscheidingen voor zijn inzichtelijke inhoud.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
possibility
[zelfstandig naamwoord]

possibility refers to the state or condition of being able to happen or exist, or a potential likelihood of something happening or being true

mogelijkheid

mogelijkheid

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
language barrier
[zelfstandig naamwoord]

a difficulty emerging from the fact that people cannot communicate because they do not have a common language

taalbarrière

taalbarrière

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to arise
[werkwoord]

to begin to exist or become noticeable

ontstaan, verschijnen

ontstaan, verschijnen

Ex: A sense of urgency arose when the company realized the impending deadline for product launch .Een gevoel van urgentie **ontstond** toen het bedrijf zich realiseerde dat de deadline voor de productlancering naderde.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
generation
[zelfstandig naamwoord]

a group of people belonging to a particular age group or time period partaking in a certain activity

generatie, generatie (leeftijdsgroep)

generatie, generatie (leeftijdsgroep)

Ex: A new generation of scientists is working tirelessly to address pressing global challenges , such as climate change and disease prevention .Een nieuwe **generatie** wetenschappers werkt onvermoeibaar aan het aanpakken van urgente mondiale uitdagingen, zoals klimaatverandering en ziektepreventie.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
migration
[zelfstandig naamwoord]

the act of moving to another place or country

migratie

migratie

Ex: Historians study the migration patterns of early humans across continents .Historici bestuderen de **migratiepatronen** van vroege mensen over de continenten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
shared
[bijvoeglijk naamwoord]

available to or involving all parties

gedeeld, gemeenschappelijk

gedeeld, gemeenschappelijk

Ex: The park was a shared space for all residents to enjoy .Het park was een **gedeelde** ruimte voor alle bewoners om van te genieten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
though
[bijwoord]

used to introduce a statement that makes the previous one less strong and somewhat surprising

toch, echter

toch, echter

Ex: The movie was long, though it held our attention throughout.De film was lang, **hoewel** hij onze aandacht de hele tijd vasthield.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
simultaneous
[bijvoeglijk naamwoord]

taking place at precisely the same time

gelijktijdig, synchroon

gelijktijdig, synchroon

Ex: The conference featured simultaneous translation into multiple languages to accommodate international attendees .De conferentie bood **gelijktijdige** vertaling in meerdere talen om internationale deelnemers te accommoderen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
politician
[zelfstandig naamwoord]

someone who works in the government or a law-making organization

politicus, staatsman

politicus, staatsman

Ex: Voters expect honesty from their politicians.Kiezers verwachten eerlijkheid van hun **politici**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
rather than
[Voegwoord]

used to express a preference or choice between two alternatives

in plaats van, liever dan

in plaats van, liever dan

Ex: They opted for a quiet dinner at home rather than go out to a restaurant .Ze kozen voor een rustig diner thuis **in plaats van** uit eten te gaan.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
section
[zelfstandig naamwoord]

one of the portions into which something is regarded as divided and which together constitute a whole

sectie, deel

sectie, deel

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to oblige
[werkwoord]

to make someone do something because it is required by law, duty, etc.

verplichten, dwingen

verplichten, dwingen

Ex: The invitation obliged him to attend the formal event .De uitnodiging **verplichtte** hem om het formele evenement bij te wonen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
remark
[zelfstandig naamwoord]

something that is said that shows one's opinion of something

opmerking, commentaar

opmerking, commentaar

Ex: Her remark highlighted a crucial point that others had overlooked .Haar **opmerking** benadrukte een cruciaal punt dat anderen over het hoofd hadden gezien.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to address
[werkwoord]

to think about a problem or an issue and start to deal with it

aanpakken, behandelen

aanpakken, behandelen

Ex: It 's important for parents to address their children 's emotional needs .Het is belangrijk dat ouders de emotionele behoeften van hun kinderen **aanspreken**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
apprehension
[zelfstandig naamwoord]

a feeling of fear or worry that something bad might happen in the future

bezorgdheid, angst

bezorgdheid, angst

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to accumulate
[werkwoord]

to collect an increasing amount of something over time

ophopen, verzamelen

ophopen, verzamelen

Ex: She 's accumulating a vast collection of vintage records .Ze **verzamelt** een enorme collectie vintage platen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
cloud
[zelfstandig naamwoord]

a network of remote servers used to store, manage, and process data over the internet instead of on a local computer

wolk, cloud

wolk, cloud

Ex: A reliable internet connection is essential for accessing the cloud.Een betrouwbare internetverbinding is essentieel voor toegang tot de **cloud**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
server
[zelfstandig naamwoord]

a computer that gives other computers access to files and information in a network

server

server

Ex: IT upgraded the server to handle more user traffic .**IT** heeft de server bijgewerkt om meer gebruikersverkeer aan te kunnen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
socially
[bijwoord]

in a way that is related to society, its structure, or classification

sociaal, op een sociale manier

sociaal, op een sociale manier

Ex: Technology has transformed the way people connect and communicate socially.Technologie heeft de manier veranderd waarop mensen **sociaal** verbinden en communiceren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
aware
[bijvoeglijk naamwoord]

having an understanding or perception of something, often through careful thought or sensitivity

bewust, geïnformeerd

bewust, geïnformeerd

Ex: She became aware of her surroundings as she walked through the unfamiliar neighborhood .Ze werd zich **bewust** van haar omgeving terwijl ze door de onbekende buurt liep.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to address
[werkwoord]

to refer to someone by a specific name or title when speaking to them.

aanspreken, noemen

aanspreken, noemen

Ex: She addressed the manager as " Mr. Thompson " when discussing her concerns .Ze **sprak** de manager aan als "meneer Thompson" toen ze haar zorgen besprak.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
cultural
[bijvoeglijk naamwoord]

involving a society's customs, traditions, beliefs, and other related matters

cultureel

cultureel

Ex: The anthropologist studied the cultural practices of the indigenous tribe living in the remote region .De antropoloog bestudeerde de **culturele** praktijken van de inheemse stam die in de afgelegen regio woont.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
tradition
[zelfstandig naamwoord]

an established way of thinking or doing something among a specific group of people

traditie, gewoonte

traditie, gewoonte

Ex: Some traditions are deeply rooted in cultural or religious practices .Sommige **tradities** zijn diep geworteld in culturele of religieuze praktijken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to demand
[werkwoord]

to require or need something for a particular action or item

eisen, vereisen

eisen, vereisen

Ex: The complex nature of the problem demands a collaborative approach .De complexe aard van het probleem **vereist** een collaboratieve aanpak.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
solemn
[bijvoeglijk naamwoord]

reflecting deep sincerity or a lack of humor

plechtig, ernstig

plechtig, ernstig

Ex: The solemn vows exchanged at the wedding reflected their deep commitment to one another .De **plechtige** geloften die tijdens de bruiloft werden uitgewisseld, weerspiegelden hun diepe toewijding aan elkaar.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
status
[zelfstandig naamwoord]

someone or something's professional or social position relative to that of others

status, positie

status, positie

Ex: She worked hard to achieve a higher status in her career.Ze werkte hard om een hogere **status** in haar carrière te bereiken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
etiquette
[zelfstandig naamwoord]

a set of conventional rules or formal manners, usually in the form of ethical code

etiquette

etiquette

Ex: Her etiquette at the meeting was impeccable .Haar **etiquette** tijdens de vergadering was onberispelijk.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to relieve
[werkwoord]

to lessen or mitigate the intensity or burden of a situation

verlichten, verminderen

verlichten, verminderen

Ex: Opening up about his feelings in therapy relieved the weight of depression he had been carrying .Over zijn gevoelens praten in therapie **verlichtte** het gewicht van de depressie die hij had gedragen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to outsource
[werkwoord]

to get goods or services from an external supplier or assign specific tasks to an outside entity rather than handling them internally

uitbesteden, outsourcen

uitbesteden, outsourcen

Ex: Last year , the company outsourced logistics to improve supply chain management .Vorig jaar heeft het bedrijf de logistiek **uitbesteed** om de supply chain management te verbeteren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Cambridge IELTS 19 - Academisch
LanGeek
LanGeek app downloaden