pattern

SAT Woordvaardigheden 3 - Les 48

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
SAT Word Skills 3
to extirpate
[werkwoord]

to completely destroy or remove something

uitroeien, verwijderen

uitroeien, verwijderen

Ex: The team of experts worked to extirpate the cybersecurity threat and secure the network .Het team van experts werkte om de cyberbeveiligingsdreiging **uit te roeien** en het netwerk te beveiligen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to extinguish
[werkwoord]

to end or destroy something entirely

blussen, vernietigen

blussen, vernietigen

Ex: The company implemented a new strategy to extinguish inefficiencies and improve overall productivity .Het bedrijf heeft een nieuwe strategie geïmplementeerd om inefficiënties **uit te roeien** en de algehele productiviteit te verbeteren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
extinct
[bijvoeglijk naamwoord]

(of an animal, plant, etc.) not having any living members, either due to natural causes, environmental changes, or human activity

uitgestorven, verdwenen

uitgestorven, verdwenen

Ex: Conservation efforts aim to protect endangered species and prevent them from becoming extinct.Beschermingsinspanningen zijn gericht op het beschermen van bedreigde soorten en het voorkomen dat ze **uitsterven**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
donor
[zelfstandig naamwoord]

someone or something that gives money, clothes, etc. to a charity for free

donor, schenker

donor, schenker

Ex: The museum ’s new exhibit was made possible by a substantial donation from a private donor.De nieuwe tentoonstelling van het museum werd mogelijk gemaakt door een aanzienlijke donatie van een private **donor**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
donee
[zelfstandig naamwoord]

a person or institution that receives valuable resources

begunstigde, donee

begunstigde, donee

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to culminate
[werkwoord]

to end by coming to a climactic point

culmineren, eindigen

culmineren, eindigen

Ex: The season will culminate in a championship match .Het seizoen **culmineert** in een kampioenschapswedstrijd.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
culmination
[zelfstandig naamwoord]

the highest or most advanced point reached after a period of development or effort

hoogtepunt, culminatie

hoogtepunt, culminatie

Ex: The summit conference was the culmination of extensive diplomatic negotiations between the nations .De topconferentie was het **hoogtepunt** van uitgebreide diplomatieke onderhandelingen tussen de naties.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
bylaw
[zelfstandig naamwoord]

a set of rules or directives made and maintained by an authority, especially in order to regulate conduct

verordening, reglement

verordening, reglement

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
archipelago
[zelfstandig naamwoord]

a large collection of islands or the sea surrounding them

archipel, eilandengroep

archipel, eilandengroep

Ex: Travelers often explore the Greek archipelago for its beautiful islands .Reizigers verkennen vaak de Griekse **archipel** vanwege zijn prachtige eilanden.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
archetype
[zelfstandig naamwoord]

someone or something serving as the very typical example of a thing or person

archetype, voorbeeld

archetype, voorbeeld

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
archdeacon
[zelfstandig naamwoord]

a religious leader in Anglican Church whose rank is one level lower than a bishop

aartsdiaken, vicaris-generaal

aartsdiaken, vicaris-generaal

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
archbishop
[zelfstandig naamwoord]

a bishop of the highest rank who is responsible for all the churches in a specific large area

aartsbisschop, prelaat

aartsbisschop, prelaat

Ex: The cathedral hosted a special Mass to celebrate the anniversary of the archbishop's ordination .De kathedraal organiseerde een speciale mis om de verjaardag van de wijding van de **aartsbisschop** te vieren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to vacillate
[werkwoord]

to constantly going up and down like waves

schommelen, fluctueren

schommelen, fluctueren

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
vacuity
[zelfstandig naamwoord]

the state or quality of not being meaningful or significant

leegte, zinloosheid

leegte, zinloosheid

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
uproarious
[bijvoeglijk naamwoord]

so hilarious that cheers people up

hilarisch, luidruchtig

hilarisch, luidruchtig

Ex: The comedian 's uproarious antics made the entire crowd erupt in laughter .De **luidruchtige** capriolen van de komiek deden de hele menigte in lachen uitbarsten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
upturn
[zelfstandig naamwoord]

an improvement or a positive change in a situation, especially in the economy or business

opleving, verbetering

opleving, verbetering

Ex: Analysts predict an upturn in the stock market by the end of the year .Analisten voorspellen een **herstel** op de aandelenmarkt tegen het einde van het jaar.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
upkeep
[zelfstandig naamwoord]

the act of maintaining something in good condition

onderhoud, verzorging

onderhoud, verzorging

Ex: The company allocated a significant budget for the upkeep of its machinery .Het bedrijf heeft een aanzienlijk budget toegewezen voor het **onderhoud** van zijn machines.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to upbraid
[werkwoord]

to criticize someone for doing or saying something that one believes to be wrong

berispen, verwijten

berispen, verwijten

Ex: The coach upbraided the players for their lack of dedication during practice .De coach **berispte** de spelers voor hun gebrek aan toewijding tijdens de training.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
SAT Woordvaardigheden 3
LanGeek
LanGeek app downloaden