Cambridge English: FCE (B2 First) - Sport & Fitness

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

course

[zelfstandig naamwoord]

an area of land or water used for races, sports, and other similar activities

baan, veld

Ex: The soccer course was lined with vibrant green turf , where players honed their dribbling and passing skills .Het voetbal**veld** was omzoomd met levendig groen gras, waar spelers hun dribbel- en pasvaardigheden aanscherpten.

Sluiten

Inloggen

court

[zelfstandig naamwoord]

an area where people can play basketball, tennis, etc.

veld, baan

Ex: He practices his serve on the tennis court every morning.Hij oefent elke ochtend zijn service op de tennis**baan**.

Sluiten

Inloggen

extreme sport

[zelfstandig naamwoord]

any sport or activity that involves high risk and adrenaline, often performed in challenging environments such as skydiving and hang gliding

extreme sport, hoogrisicosport

Ex: He injured his leg while participating in extreme sports.Hij raakte gewond aan zijn been tijdens het beoefenen van **extreme sporten**.

Sluiten

Inloggen

field

[zelfstandig naamwoord]

a piece of land used for playing a game or sport on

veld, terrein

Ex: The soccer team practices on the field behind the school .Het voetbalteam traint op het **veld** achter de school.

Sluiten

Inloggen

fitness

[zelfstandig naamwoord]

the state of being in good physical condition, typically as a result of regular exercise and proper nutrition

fitness, lichamelijke conditie

Ex: Maintaining fitness is essential for a healthy and active lifestyle .Het behouden van **fitness** is essentieel voor een gezonde en actieve levensstijl.

Sluiten

Inloggen

gym

[zelfstandig naamwoord]

a place with special equipment that people go to exercise or play sports

sportschool, gymzaal

Ex: I saw her lifting weights at the gym yesterday .Ik zag haar gestern gewichten tillen in de **sportschool**.

Sluiten

Inloggen

gymnastics

[zelfstandig naamwoord]

a sport that develops and displays one's agility, balance, coordination, and strength

gymnastiek

Ex: After watching the Olympic gymnastics events , she was inspired to enroll in a local gymnastics club .Na het kijken naar de Olympische **gymnastiek** evenementen, werd ze geïnspireerd om zich in te schrijven bij een lokale gymnastiekclub.

Sluiten

Inloggen

to ice skate

[werkwoord]

to move on ice using special boots with metal blades attached to them

schaatsen, rijden op schaatsen

Ex: She ice skated in the competition and won first place.Ze **schaatste** in de wedstrijd en won de eerste plaats.

Sluiten

Inloggen

lap

[zelfstandig naamwoord]

movement once around a course

ronde, baan

Ex: The runners slowed after the second lap.

Sluiten

Inloggen

penalty

[zelfstandig naamwoord]

(in games and sports) a disadvantage that a team or player is given for violating a rule

straf, sanctie

Sluiten

Inloggen

pitch

[zelfstandig naamwoord]

a flat ground prepared and marked for playing particular sports, such as soccer

veld, pitch

Ex: They practiced their passes on the training pitch all week .Ze oefenden hun passes de hele week op het **trainingsveld**.

Sluiten

Inloggen

referee

[zelfstandig naamwoord]

an official who is in charge of a game, making sure the rules are obeyed by the players

scheidsrechter, arbiter

Ex: After reviewing the video footage , the referee overturned the initial call , awarding a penalty kick to the opposing team .Na het bekijken van de videobeelden, draaide de **scheidsrechter** de eerste beslissing terug en kende een strafschop toe aan de tegenstander.

Sluiten

Inloggen

to row

[werkwoord]

to move a boat or other watercraft through water using oars or paddles

roeien, peddelen

Ex: During the regatta , people gathered to watch the skilled athletes row their boats with speed and precision .Tijdens de regatta kwamen mensen samen om te kijken hoe de bekwame atleten hun boten met snelheid en precisie **roeiden**.

Sluiten

Inloggen

to ski

[werkwoord]

to move on snow on two sliding bars that are worn on the feet

skiën

Ex: Last season , the friends skied together on challenging trails .Vorig seizoen **skieden** de vrienden samen op uitdagende pistes.

Sluiten

Inloggen

spectator

[zelfstandig naamwoord]

a person who watches sport competitions closely

toeschouwer, waarnemer

Ex: The referee had to remind the spectators to remain seated during the game to ensure everyone had a clear view of the action .De scheidsrechter moest de **toeschouwers** eraan herinneren om tijdens de wedstrijd te blijven zitten, zodat iedereen een duidelijk zicht op het spel had.

Sluiten

Inloggen

squash

[zelfstandig naamwoord]

a game that involves two or more players, hitting a rubber ball against the walls of a closed court by a racket

squash, squashspel

Ex: The objective of squash is to hit the ball against the front wall in a way that makes it difficult for the opponent to return .Het doel van **squash** is om de bal tegen de voorwand te slaan op een manier die het moeilijk maakt voor de tegenstander om terug te slaan.

Sluiten

Inloggen

team

[zelfstandig naamwoord]

a group of people who compete against another group in a sport or game

team, ploeg

Ex: A well-functioning team fosters a supportive environment where each member 's strengths are valued .Een goed functionerend **team** bevordert een ondersteunende omgeving waarin de sterke punten van elk lid worden gewaardeerd.

Sluiten

Inloggen

track

[zelfstandig naamwoord]

a course that is used for racing, usually round, and with multiple lanes

baan, racecircuit

Ex: The school installed a new track for their athletics program .De school heeft een nieuwe **baan** geïnstalleerd voor hun atletiekprogramma.

Sluiten

Inloggen

exercise

[zelfstandig naamwoord]

a mental or physical activity that helps keep our mind and body healthy

oefening, lichamelijke activiteit

Ex: Yoga is a great exercise for relaxation and flexibility .Yoga is een geweldige **oefening** voor ontspanning en flexibiliteit.

Sluiten

Inloggen

contest

[zelfstandig naamwoord]

a competition in which participants compete to defeat their opponents

wedstrijd, competitie

Ex: The chess contest between the two grandmasters lasted for hours .Het **concours** schaken tussen de twee grootmeesters duurde uren.

Sluiten

Inloggen

to exercise

[werkwoord]

to do physical activities or sports to stay healthy and become stronger

trainen, sporten

Ex: We usually exercise in the morning to start our day energetically .We doen meestal 's ochtends **beweging** om onze dag energiek te beginnen.

Sluiten

Inloggen

Cambridge English: FCE (B2 First)

LanGeek app downloaden