pattern

Boek Solutions - Upper-intermediate - Eenheid 6 - 6C

Hier vind je de woordenschat uit Unit 6 - 6C in het Solutions Upper-Intermediate cursusboek, zoals "tegenstander", "omzetten", "intensiteit", enz.

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
Solutions - Upper-Intermediate
opponent
[zelfstandig naamwoord]

someone who plays against another player in a game, contest, etc.

tegenstander, opponent

tegenstander, opponent

Ex: Her main opponent in the competition was known for their quick decision-making .Haar belangrijkste **tegenstander** in de competitie stond bekend om zijn snelle besluitvorming.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to exercise
[werkwoord]

to do physical activities or sports to stay healthy and become stronger

trainen, sporten

trainen, sporten

Ex: We usually exercise in the morning to start our day energetically .We doen meestal 's ochtends **beweging** om onze dag energiek te beginnen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to ache
[werkwoord]

to experience a powerful and enduring longing or yearning for something or someone who is absent

hunkeren, verlangen

hunkeren, verlangen

Ex: The soldier ached for home as he read the letters from his family.De soldaat **verlangde** naar huis terwijl hij de brieven van zijn familie las.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to burn
[werkwoord]

to be on fire and be destroyed by it

branden, verbranden

branden, verbranden

Ex: The dry leaves in the yard easily burned when a small flame touched them .De droge bladeren in de tuin **brandden** gemakkelijk toen een kleine vlam ze aanraakte.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to convert
[werkwoord]

to change the form, purpose, character, etc. of something

omzetten, converteren

omzetten, converteren

Ex: The company will convert traditional paper records into a digital database for efficiency .Het bedrijf zal traditionele papieren dossiers **omzetten** in een digitale database voor efficiëntie.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to pump
[werkwoord]

to infuse or inject something, such as energy, resources, or vitality, into a system, environment, or situation

injecteren, pompen

injecteren, pompen

Ex: After years of decline , the city council launched initiatives to pump new life into the downtown area .Na jaren van verval heeft de gemeenteraad initiatieven gelanceerd om nieuw leven in de binnenstad te **pompen**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
adrenaline
[zelfstandig naamwoord]

a body hormone produced in case of anger, fear, or excitement that makes the heart beat faster and the body react quicker

adrenaline

adrenaline

Ex: The adrenaline pumping through his veins gave him the courage to confront his fears and speak up .De **adrenaline** die door zijn aderen pompte, gaf hem de moed om zijn angsten onder ogen te zien en te spreken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
burst
[zelfstandig naamwoord]

a sudden, brief increase or surge of activity, force, or energy, often happening quickly and intensely

een uitbarsting, een opleving

een uitbarsting, een opleving

Ex: She felt a burst of adrenaline before making her presentation in front of the large audience .Ze voelde een **uitbarsting** van adrenaline voordat ze haar presentatie voor het grote publiek gaf.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
energy
[zelfstandig naamwoord]

the physical and mental strength required for activity, work, etc.

energie, kracht

energie, kracht

Ex: The kids expended their energy at the playground .De kinderen hebben hun **energie** op het speelplein verbruikt.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
intensity
[zelfstandig naamwoord]

the degree or magnitude of a certain quality or attribute

intensiteit, kracht

intensiteit, kracht

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to attend
[werkwoord]

to be present at a meeting, event, conference, etc.

bijwonen, deelnemen

bijwonen, deelnemen

Ex: As a professional , it is essential to attend industry conferences for networking opportunities .Als professional is het essentieel om brancheconferenties **bij te wonen** voor netwerkmogelijkheden.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
fitness
[zelfstandig naamwoord]

the quality of being suitable or appropriate for a particular purpose or situation

geschiktheid, geschiktheid

geschiktheid, geschiktheid

Ex: The committee assessed the fitness of the plan to meet the project 's objectives .De commissie beoordeelde de **geschiktheid** van het plan om de doelstellingen van het project te bereiken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
class
[zelfstandig naamwoord]

education or instruction provided in a series of lessons or meetings, often held regularly

klas, les

klas, les

Ex: The class on digital marketing covered various strategies and tools .De **les** over digitale marketing behandelde verschillende strategieën en tools.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to do
[werkwoord]

to perform an action that is not mentioned by name

doen, uitvoeren

doen, uitvoeren

Ex: Is there anything that I can do for you?Is er iets dat ik voor je kan **doen**?
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
aerobics
[zelfstandig naamwoord]

a type of exercise that is designed to make one's lungs and heart stronger, often performed with music

aerobics

aerobics

Ex: Aerobics routines often combine jumping , stretching , and running in place .**Aerobics**-routines combineren vaak springen, stretchen en rennen op de plaats.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to lift
[werkwoord]

to move a thing from a lower position or level to a higher one

optillen, opheffen

optillen, opheffen

Ex: The team has lifted the trophy after winning the championship .Het team heeft de trofee **opgetild** na het winnen van het kampioenschap.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
weight
[zelfstandig naamwoord]

an object that has a certain amount of mass, and is used when exercising or measuring something

gewicht, massa

gewicht, massa

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to go
[werkwoord]

to travel or move from one location to another

gaan, zich verplaatsen

gaan, zich verplaatsen

Ex: Does this train go to the airport?Gaat deze trein naar de luchthaven?
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
running
[zelfstandig naamwoord]

the act of walking in a way that is very fast and both feet are never on the ground at the same time, particularly as a sport

hardlopen

hardlopen

Ex: He set a new personal record during the weekend’s running event.Hij vestigde een nieuw persoonlijk record tijdens het **hardloop**evenement in het weekend.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to be
[werkwoord]

used when naming, or giving description or information about people, things, or situations

zijn, zich bevinden

zijn, zich bevinden

Ex: Why are you being so stubborn ?Waarom **ben** je zo koppig?
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
competitive
[bijvoeglijk naamwoord]

referring to a situation in which teams, players, etc. are trying to defeat their rivals

concurrerend, competitief

concurrerend, competitief

Ex: Competitive industries often drive innovation and efficiency .**Concurrerende** industrieën stimuleren vaak innovatie en efficiëntie.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to beat
[werkwoord]

to strike someone repeatedly, usually causing physical harm or injury

slaan, meppen

slaan, meppen

Ex: She feared he might beat her if he found out the truth .Ze was bang dat hij haar zou **slaan** als hij de waarheid zou ontdekken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to keep
[werkwoord]

to stay or remain in a specific state, position, or condition

blijven, behouden

blijven, behouden

Ex: They kept calm despite the chaos around them .Ze **bleven** kalm ondanks de chaos om hen heen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
fit
[bijvoeglijk naamwoord]

healthy and strong, especially due to regular physical exercise or balanced diet

fit, gezond

fit, gezond

Ex: She follows a balanced diet , and her doctor says she 's very fit.Ze volgt een uitgebalanceerd dieet en haar arts zegt dat ze erg **fit** is.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to pedal
[werkwoord]

to propel and operate a bicycle or other pedal-powered vehicle

trappen

trappen

Ex: In spinning class , participants were instructed to pedal at different intensities to simulate various terrains .In de spinningles werden de deelnemers geïnstrueerd om met verschillende intensiteiten te **trappen** om verschillende terreinen te simuleren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
exercise bike
[zelfstandig naamwoord]

a stationary machine for taking exercise that can be pedaled like a bicycle

hometrainer, stationaire fiets

hometrainer, stationaire fiets

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen

to exceed the usual or maximum level of something, such as one's physical or mental capabilities, a safety standard, or a legal boundary

Ex: The new product design pushes the limits of what is currently available on the market.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to play
[werkwoord]

to participate in a game or sport to compete with another individual or another team

spelen

spelen

Ex: She joined a rugby league to play against teams from different cities .Ze sloot zich aan bij een rugbycompetitie om tegen teams uit verschillende steden te **spelen**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
team sport
[zelfstandig naamwoord]

a physical activity in which a group of people work together to achieve a common goal or objective such as rugby or volleyball

teamsport, ploegsport

teamsport, ploegsport

Ex: Soccer is a popular team sport that requires a lot of teamwork and strategy .Voetbal is een populaire **teamsport** die veel teamwork en strategie vereist.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
fighting fit
[Zinsdeel]

(of a person) healthy, strong, and ready to face challenges

Ex: The soldiers underwent rigorous training to ensure they were all fighting fit for battle.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
in shape
[Zinsdeel]

(of a person) having a healthy or fit body

Ex: He spends weekends hiking to keep himself in shape.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
on the mend
[Zinsdeel]

used to refer to someone who is starting to get or feel better after a period of illness or injury

Ex: The young athlete suffered a sprained ankle during the game, but with proper treatment and rehabilitation, she's on the mend and eager to get back on the field.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to get back into
[werkwoord]

to re-engage in an activity or situation after being away from it for some time

terugkeren naar, weer beginnen met

terugkeren naar, weer beginnen met

Ex: After a period of inactivity, she's determined to get herself back into a regular exercise routine.Na een periode van inactiviteit is ze vastbesloten om **weer te beginnen met** een regelmatige bewegingsroutine.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to go down with
[werkwoord]

to become affected by an illness

bezwijken aan, getroffen worden door

bezwijken aan, getroffen worden door

Ex: He went down with a bad case of bronchitis and had to stay home for a week.Hij **werd ziek** met een ernstige bronchitis en moest een week thuisblijven.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen

another chance for someone to become more healthy, energetic, or adopting a more optimistic view on life

Ex: After a good night's sleep, she felt a new lease of life and was ready to tackle the day.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen

someone who is in a good state of health

Ex: James, who exercises regularly and maintains a nutritious diet, has always been the picture of health.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen

feeling unwell or slightly ill

Ex: I've been under the weather all week with a cold.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Boek Solutions - Upper-intermediate
LanGeek
LanGeek app downloaden