pattern

Taalkunde - Taal leren en vaardigheid

Hier leer je enkele Engelse woorden die verband houden met taalverwerving en vaardigheid, zoals "vloeiendheid", "tweetalig" en "oefening".

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
Words Related to Linguistics
drill
[zelfstandig naamwoord]

a way of instruction through repetition and a lot of practice

oefening, training

oefening, training

Ex: Firefighters conducted an evacuation drill to prepare for emergencies .Brandweerlieden voerden een evacuatieoefening (**drill**) uit om zich voor te bereiden op noodsituaties.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
fluency
[zelfstandig naamwoord]

the quality of being able to speak or write very well and easily in a foreign language

vloeiendheid, beheersing

vloeiendheid, beheersing

Ex: He spoke with such fluency that no one realized it was n’t his native language .Hij sprak met zo'n **vloeiendheid** dat niemand besefte dat het niet zijn moedertaal was.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
incomprehensibility
[zelfstandig naamwoord]

the quality of being unintelligible and impossible to understand

onbegrijpelijkheid, onverstaanbaarheid

onbegrijpelijkheid, onverstaanbaarheid

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
listening
[zelfstandig naamwoord]

the act of paying careful attention to hear a sound

luisteren

luisteren

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
native speaker
[zelfstandig naamwoord]

someone who has learned a language as their first language, and not as a foreign language

moedertaalspreker, native speaker

moedertaalspreker, native speaker

Ex: The interviewer preferred candidates who were native speakers for translation tasks .De interviewer gaf de voorkeur aan kandidaten die **moedertaalsprekers** waren voor vertaaltaken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
oral
[zelfstandig naamwoord]

a spoken test

mondeling, mondelinge toets

mondeling, mondelinge toets

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
reading
[zelfstandig naamwoord]

the act or process of looking at a written or printed piece and comprehending its meaning

lezen, het lezen

lezen, het lezen

Ex: The teacher observed the students ' reading abilities during the silent reading session .De leraar observeerde de **lees**vaardigheden van de leerlingen tijdens de stille **lees**sessie.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
speaking
[zelfstandig naamwoord]

the act of producing speech in a way that is comprehensible

spreken,  spraak

spreken, spraak

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
writing
[zelfstandig naamwoord]

the activity or skill of making words on paper or a screen to express ideas or information

schrijven, het schrijven

schrijven, het schrijven

Ex: Writing helps organize your ideas .**Schrijven** helpt bij het organiseren van je ideeën.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
accuracy
[zelfstandig naamwoord]

the state or quality of being without any errors

nauwkeurigheid, precisie

nauwkeurigheid, precisie

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
GRE
[zelfstandig naamwoord]

a test that must be passed in the US by students who want to continue their education after their first degree

GRE, GRE-test

GRE, GRE-test

Ex: She registered to take the GRE exam at a testing center near her university .Ze heeft zich ingeschreven om het **GRE**-examen af te leggen in een testcentrum in de buurt van haar universiteit.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen

an internationally recognized standardized test that measures the English language proficiency of non-native speakers who wish to study or work in English-speaking countries

Test van Engels als Vreemde Taal, Engelse toets voor niet-moedertaalsprekers

Test van Engels als Vreemde Taal, Engelse toets voor niet-moedertaalsprekers

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen

an internationally recognized English language proficiency test that assesses the English skills of non-native speakers

Internationaal Engels Taal Test Systeem

Internationaal Engels Taal Test Systeem

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
audiolingual method
[zelfstandig naamwoord]

a language teaching approach that emphasizes the development of listening and speaking skills through repetitive drills and pattern practice, with a focus on accurate pronunciation and grammatical structures

audiolinguale methode, audio-orale methode

audiolinguale methode, audio-orale methode

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
background knowledge
[zelfstandig naamwoord]

the information, understanding, and experiences that an individual possesses prior to encountering a specific topic or situation

voorkennis, culturele achtergrond

voorkennis, culturele achtergrond

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
basic
[zelfstandig naamwoord]

a beginner level of skill or understanding in a subject or activity that is introductory or rudimentary

de basis, de basiskennis

de basis, de basiskennis

Ex: Before diving into advanced techniques, focus on the basics of programming.Voordat je in geavanceerde technieken duikt, focus je op de **basis** van programmeren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
passive understanding
[zelfstandig naamwoord]

the act of understanding something without actively doing anything or making an effort

passief begrip, passief verstaan

passief begrip, passief verstaan

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
error
[zelfstandig naamwoord]

a mistake, inaccuracy, or deviation from correctness in language production or comprehension

fout, vergissing

fout, vergissing

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
task-based learning
[zelfstandig naamwoord]

an instructional approach that emphasizes meaningful and authentic tasks to develop language skills in real-world contexts

taakgericht leren, leren op basis van taken

taakgericht leren, leren op basis van taken

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
negotiated input
[zelfstandig naamwoord]

the interactive process between a language learner and interlocutor, where modifications and clarifications are made in the language input to ensure better comprehension and learning

onderhandelde input, input onderhandeld

onderhandelde input, input onderhandeld

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
negotiated output
[zelfstandig naamwoord]

the language production of a learner that is collaboratively constructed and modified through interaction with others, allowing for feedback, clarification, and refinement of language skills

onderhandelde output, overeengekomen resultaat

onderhandelde output, overeengekomen resultaat

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
integrative motivation
[zelfstandig naamwoord]

the desire to learn a language in order to integrate into the target language community, understand its culture, establish social connections, or develop a sense of belonging and identity within that community

integrerende motivatie, integratiemotivatie

integrerende motivatie, integratiemotivatie

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
instrumental motivation
[zelfstandig naamwoord]

the desire to learn a language for practical purposes, such as advancing career prospects, obtaining a job, or achieving specific goals, rather than for intrinsic or personal reasons

instrumentele motivatie, praktische motivatie

instrumentele motivatie, praktische motivatie

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
fossilization
[zelfstandig naamwoord]

the process in second language acquisition where errors or non-native features become permanently ingrained and resistant to correction, even after prolonged exposure to the target language

fossilisatie, verstening

fossilisatie, verstening

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
interlanguage
[zelfstandig naamwoord]

the linguistic system that emerges during second language acquisition, characterized by a combination of the learner's native language and the target language, incorporating both correct and incorrect features as the learner progresses towards proficiency

intertaal, tussenliggende taal

intertaal, tussenliggende taal

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
second language
[zelfstandig naamwoord]

a language that a person learns after their first language, often through formal education or exposure to a different culture or community

tweede taal

tweede taal

Ex: She struggled with grammar rules when learning English as her second language.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
productive skill
[zelfstandig naamwoord]

the ability to produce language, either through speaking or writing, in order to convey meaning and communicate with others

productieve vaardigheid

productieve vaardigheid

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
receptive skill
[zelfstandig naamwoord]

the ability to understand and comprehend language, either through listening or reading, in order to extract meaning and comprehend the message being conveyed

receptieve vaardigheid, ontvangend vermogen

receptieve vaardigheid, ontvangend vermogen

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
near-native speaker
[zelfstandig naamwoord]

an individual who has acquired a high level of proficiency in a second or additional language, demonstrating a command of the language that is very close to that of a native speaker in terms of fluency, accuracy, and cultural competence

bijna moedertaalspreker, dicht bij moedertaalspreker

bijna moedertaalspreker, dicht bij moedertaalspreker

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
CEFR
[zelfstandig naamwoord]

a widely recognized framework used to describe language proficiency levels in various languages

CEFR

CEFR

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
language transfer
[zelfstandig naamwoord]

(linguistics) the process of using the knowledge of a known language while learning a new one by a bilingual or multilingual individual

taaloverdracht, taaltransfer

taaloverdracht, taaltransfer

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
bilingualism
[zelfstandig naamwoord]

the ability of an individual to speak and understand two languages proficiently

tweetaligheid

tweetaligheid

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
monolingual
[zelfstandig naamwoord]

a person who speaks or is fluent in only one language

eentalig, monolinguaal

eentalig, monolinguaal

Ex: The country’s population is largely monolingual, with very few people speaking a second language.De bevolking van het land is grotendeels **eentalig**, met heel weinig mensen die een tweede taal spreken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
bilingual
[zelfstandig naamwoord]

a person who can speak and understand two different languages with ease and fluency

tweetalige, persoon die twee talen spreekt

tweetalige, persoon die twee talen spreekt

Ex: The company values bilinguals for international communication .Het bedrijf waardeert **tweetaligen** voor internationale communicatie.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
multilingualism
[zelfstandig naamwoord]

the ability to speak and understand multiple languages, which allows individuals to communicate effectively and engage with diverse cultures and communities

meertaligheid, multilingualisme

meertaligheid, multilingualisme

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
SAT
[zelfstandig naamwoord]

a test that high school students take before college or university in the US

SAT, SAT-toets

SAT, SAT-toets

Ex: She registered for the SAT prep course to help her prepare for the exam and boost her scores .Ze schreef zich in voor de **SAT**-voorbereidingscursus om haar te helpen zich voor te bereiden op het examen en haar scores te verbeteren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Taalkunde
LanGeek
LanGeek app downloaden