Woorden Gerelateerd aan het Lichaam - Ledematen

Hier leer je enkele Engelse woorden die verband houden met de ledematen, zoals "kuit", "pols" en "hiel".

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

groin

[zelfstandig naamwoord]

the place where the legs join the front part of the body, including the region of the sex organs

lies, schaamstreek

Ex: The boxer wore protective padding around his groin during the match to minimize the risk of injury .De bokser droeg beschermende padding rond zijn **lies** tijdens de wedstrijd om het risico op letsel te minimaliseren.

Sluiten

Inloggen

leg

[zelfstandig naamwoord]

each of the two long body parts that we use when we walk

been

Ex: She wore a long skirt that covered her legs.Ze droeg een lange rok die haar **benen** bedekte.

Sluiten

Inloggen

shin

[zelfstandig naamwoord]

the front part of the leg that is between the foot and the knee

scheen, scheenbeen

Ex: The doctor examined the patient 's swollen shin and recommended ice and rest .De arts onderzocht de gezwollen **scheen** van de patiënt en adviseerde ijs en rust.

Sluiten

Inloggen

thigh

[zelfstandig naamwoord]

the top part of the leg between the hip and the knee

dij, bovenbeen

Ex: The soccer player used his thigh to control the ball during the match .De voetballer gebruikte zijn **dij** om de bal tijdens de wedstrijd te controleren.

Sluiten

Inloggen

wrist

[zelfstandig naamwoord]

the joint connecting the hand to the arm

pols, handwortel

Ex: The watch fit perfectly around her slender wrist.Het horloge paste perfect om haar slanke **pols**.

Sluiten

Inloggen

arch

[zelfstandig naamwoord]

the curved part on the bottom of someone's foot

voetboog, gewelf van de voet

Ex: The custom-made orthotics provided relief for people with fallen arches, reducing discomfort while walking.De op maat gemaakte steunzolen verlichting voor mensen met doorgezakte **voetbogen**, waardoor het ongemak tijdens het lopen werd verminderd.

Sluiten

Inloggen

ball

[zelfstandig naamwoord]

the protuberant part of someone's hand, foot or thumb that is roundish

bult, uitstulping

Sluiten

Inloggen

big toe

[zelfstandig naamwoord]

the largest of the toes on the foot

grote teen, hallux

Ex: The flexibility of the big toe is essential for proper gait and propulsion during activities like running and jumping .De flexibiliteit van de **grote teen** is essentieel voor een goed looppatroon en voortstuwing tijdens activiteiten zoals rennen en springen.

Sluiten

Inloggen

toenail

[zelfstandig naamwoord]

the hard smooth part covering the end of each toe

teennagel, nagel van de teen

Ex: She injured her toenail while hiking in tight boots .Ze bezeerde **haar teennagel** tijdens het wandelen in strakke laarzen.

Sluiten

Inloggen

finger

[zelfstandig naamwoord]

each of the long thin parts that are connected to our hands, sometimes the thumb is not included

vinger, vingers

Ex: She holds her finger to her lips , signaling for silence .Ze houdt haar **vinger** tegen haar lippen, een teken van stilte.

Sluiten

Inloggen

fingernail

[zelfstandig naamwoord]

the hard smooth part at the end of each finger

vingernagel

Ex: The fingernail polish matched her dress perfectly .De **nagellak** matchte perfect met haar jurk.

Sluiten

Inloggen

fingertip

[zelfstandig naamwoord]

the area at the end of a finger

vingertop, topje van de vinger

Ex: She felt a drop of rain on her fingertip, signaling the start of a light drizzle .Ze voelde een druppel regen op haar **vingertop**, wat het begin van een lichte motregen aankondigde.

Sluiten

Inloggen

first finger

[zelfstandig naamwoord]

the finger that is next to the thumb; the second digit of the human hand

wijsvinger, eerste vinger

Sluiten

Inloggen

fist

[zelfstandig naamwoord]

the hand with the fingers tightly bent toward the palm

vuist

Ex: The protestor raised a defiant fist in solidarity with the cause , chanting slogans with the crowd .De demonstrant hief een uitdagende **vuist** op uit solidariteit met het doel, en scandeerde leuzen met de menigte.

Sluiten

Inloggen

forefinger

[zelfstandig naamwoord]

the finger that is next to the thumb; the second digit of the human hand

wijsvinger, aanwijsvinger

Sluiten

Inloggen

heel

[zelfstandig naamwoord]

the back part of the foot, below the ankle

hiel

Ex: The dancer balanced gracefully on her tiptoes, never touching her heels to the ground.De danseres balanceerde sierlijk op haar tenen, zonder ooit haar **hielen** de grond te laten raken.

Sluiten

Inloggen

index finger

[zelfstandig naamwoord]

the finger that is next to the thumb; the second digit of the human hand

wijsvinger, indexvinger

Ex: The glove fit snugly over his index finger and thumb .De handschoen paste strak om zijn **wijsvinger** en duim.

Sluiten

Inloggen

instep

[zelfstandig naamwoord]

the raised top part of the foot between the ankle and toes

wreef, voetboog

Sluiten

Inloggen

knuckle

[zelfstandig naamwoord]

a rounded joint where the fingers can bend or are joined to the hand

gewricht, knokkel

Sluiten

Inloggen

little finger

[zelfstandig naamwoord]

the smallest finger of the hand; the fifth digit of the hand

pink, vijfde vinger

Sluiten

Inloggen

middle finger

[zelfstandig naamwoord]

the longest finger of the hand; the third digit of the human hand

middelvinger, derde vinger

Sluiten

Inloggen

nail

[zelfstandig naamwoord]

the hard, thin layer on the upper surface of the tip of the finger and toe

nagel, klauw

Ex: The nail on her pinky finger was adorned with a small diamond , adding a touch of elegance to her hands .De **nagel** aan haar pink was versierd met een kleine diamant, wat een vleugje elegantie aan haar handen toevoegde.

Sluiten

Inloggen

nail bed

[zelfstandig naamwoord]

a layer of cells upon which the fingernail or toenail lies

nagelbed, nagelmatrix

Sluiten

Inloggen

palm

[zelfstandig naamwoord]

the inner surface of the hand between the wrist and fingers

handpalm, binnenkant van de hand

Ex: The fortune teller examined the lines on her palm.De waarzegger onderzocht de lijnen op haar **handpalm**.

Sluiten

Inloggen

pinky

[zelfstandig naamwoord]

the little finger of one's hand

pink, kleine vinger

Ex: Injuries to the pinky, such as fractures or dislocations , can cause pain and limited mobility , affecting dexterity and hand function .Blessures aan de **pink**, zoals breuken of ontwrichtingen, kunnen pijn en beperkte mobiliteit veroorzaken, wat de handvaardigheid en handfunctie beïnvloedt.

Sluiten

Inloggen

ring finger

[zelfstandig naamwoord]

the finger next to the little finger, especially on the left hand; the fourth digit of the human hand

ringvinger, vierde vinger

Ex: He measured his ring finger to find the correct size for a ring .Hij mat zijn **ringvinger** om de juiste maat voor een ring te vinden.

Sluiten

Inloggen

shank

[zelfstandig naamwoord]

the lower part of the leg of an animal between the knee and the ankle

het scheenbeen, het onderste deel van het been

Ex: The shank of a horse is both powerful and delicate , allowing it to gallop gracefully .De **schenkel** van een paard is zowel krachtig als delicaat, waardoor het sierlijk kan galopperen.

Sluiten

Inloggen

sole

[zelfstandig naamwoord]

the bottom area of someone's foot

voetzool, zool

Ex: The athlete’s calloused soles were evidence of years spent running and training.De eeltige **voetzolen** van de atleet waren het bewijs van jaren hardlopen en trainen.

Sluiten

Inloggen

thumb

[zelfstandig naamwoord]

the thick finger that has a different position than the other four

duim, de dikste vinger die een andere positie heeft dan de andere vier

Ex: He broke his thumb in a skiing accident .Hij brak zijn **duim** bij een ski-ongeluk.

Sluiten

Inloggen

toe

[zelfstandig naamwoord]

each of the five parts sticking out from the foot

teen, teentje

Ex: The toddler giggled as she wiggled her tiny toes in the sand .De peuter giechelde terwijl ze haar kleine **tenen** in het zand bewoog.

Sluiten

Inloggen

calf

[zelfstandig naamwoord]

the muscular part at the back of the leg between the knee and the ankle

kuit, kuitspier

Ex: The dancer 's graceful movements showcased the strength of her well-toned calves.De gracieuze bewegingen van de danser lieten de kracht van haar goed getrainde **kuiten** zien.

Sluiten

Inloggen

foot

[zelfstandig naamwoord]

the body part that is at the end of our leg and we stand and walk on

voet, poot

Ex: She tapped her foot nervously while waiting for the results .Ze tikte nerveus met haar **voet** terwijl ze op de resultaten wachtte.

Sluiten

Inloggen

knee

[zelfstandig naamwoord]

the body part that is in the middle of the leg and helps it bend

knie

Ex: She had a scar just below her knee from a childhood bike accident .Ze had een litteken net onder haar **knie** van een fietsongeluk in haar jeugd.

Sluiten

Inloggen

arm

[zelfstandig naamwoord]

one of the two body parts that is connected to the shoulder and ends with fingers

arm

Ex: She used her arm to push open the heavy door .Ze gebruikte haar **arm** om de zware deur open te duwen.

Sluiten

Inloggen

armpit

[zelfstandig naamwoord]

the part under the shoulder that is hollow

oksel, okselsholte

Ex: The shirt had stains under the armpits from excessive sweating .Het shirt had vlekken onder de **oksel** door overmatig zweten.

Sluiten

Inloggen

hand

[zelfstandig naamwoord]

the part of our body that is at the end of our arm and we use to grab, move, or feel things

hand, poot

Ex: She used her hand to cover her mouth when she laughed .Ze gebruikte haar **hand** om haar mond te bedekken toen ze lachte.

Sluiten

Inloggen

elbow

[zelfstandig naamwoord]

the joint where the upper and lower parts of the arm bend

elleboog

Ex: The yoga instructor emphasized keeping a straight line from the shoulder to the elbow during a plank position .De yogaleraar benadrukte het belang van een rechte lijn van de schouder tot de **elleboog** tijdens een plankpositie.

Sluiten

Inloggen

forearm

[zelfstandig naamwoord]

the lower part of the arm, between the elbow and the wrist

onderarm, onderste deel van de arm

Ex: The tattoo artist carefully inked a beautiful design on her forearm.De tatoeëerder heeft zorgvuldig een mooi ontwerp op haar **onderarm** getatoeëerd.

Sluiten

Inloggen

lap

[zelfstandig naamwoord]

the upper part of the legs that form a flat surface when one is seated

schoot

Ex: The elderly woman sat in her rocking chair , gently rocking back and forth with her knitting in her lap.De oudere vrouw zat in haar schommelstoel, zachtjes heen en weer wiegend met haar breiwerk op haar **schoot**.

Sluiten

Inloggen

Woorden Gerelateerd aan het Lichaam

LanGeek app downloaden

Langeek

Woorden Gerelateerd aan het Lichaam - Ledematen