Taalkunde - Zelfstandige naamwoorden, voornaamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
Hier leert u enkele Engelse woorden die verband houden met zelfstandige naamwoorden, voornaamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden zoals "eigennaam", "dummy voornaamwoord" en "nominaal bijvoeglijk naamwoord".
Herzien
Flashcards
Spelling
Quiz
(grammar) a noun that is formed by two or more words

samengesteld zelfstandig naamwoord, composiet zelfstandig naamwoord

(grammar) a noun that forms a plural and a singular

telbaar zelfstandig naamwoord, aantelbaar zelfstandig naamwoord

(grammar) a noun with no plural form, which cannot be used with indefinite articles

onzijdig zelfstandig naamwoord, nicht tellen zelfstandig naamwoord

a type of pronoun that refers back to the subject of the sentence and indicates that the subject performs an action on itself

reflexief pronomen, terugverwijzend voornaamwoord

a type of noun that represents a physical, tangible entity or object, typically something that can be seen, touched, smelled, heard, or tasted

concreet zelfstandig naamwoord, materieel zelfstandig naamwoord

(grammar) a noun that denotes a general quality or an idea, rather than a physical object or real world event

abstract zelfstandig naamwoord, abstracte noun

(grammar) the name of a place, person, country, etc. with its first letter capitalized

eigennaam, eigennamen

(grammar) a noun that refers to an object or a concept in a category but not to a specific one

gemeenschappelijk zelfstandig naamwoord, soortnaam

a pronoun that serves as a grammatical placeholder or filler in a sentence, having no specific referential meaning but fulfilling syntactic requirements

dummypronomen, plaatsvervanger voornaamwoord

(grammar) a singular noun that refers to a group of things or individuals

collectief zelfstandig naamwoord, verzamelnomen

a noun that appears next to another noun or pronoun and provides additional information or clarification about it, serving to identify, describe, or specify the noun it is referring to

appositief zelfstandig naamwoord, appositief naamwoord

a noun derived from a verb that retains some characteristics of the verb while functioning as a noun, often expressing the action or the result of the verb

werkwoordelijk zelfstandig naamwoord, zelfstandig naamwoord van een werkwoord

a noun that shows ownership or possession of something, typically formed by adding an apostrophe and "s" ('s) to the noun, or just an apostrophe ('), depending on the grammatical context

bezit noun, bezitnamen

(grammar) a pronoun that refers to a person or group mentioned before or realized from the context such as 'I', 'you', 'they', etc. in English

persoonlijk voornaamwoord, persoon voornaamwoord

a noun that functions as an adverb, providing information about the manner, time, place, frequency, or degree of an action or event, modifying a verb, adjective, or another adverb

adverbiaal zelfstandig naamwoord, zelfstandig naamwoord dat als bijwoord functioneert

a noun in the genitive case that functions as an adverbial modifier

adverbiale genitief, genitief als bijwoordelijke bepaling

a noun that follows a linking verb and renames or identifies the subject of a sentence, providing more information about it

predikatsnaam, naam die predicaat is

a noun that is derived from a verb and typically refers to a person or entity that performs or carries out the action expressed by the verb, identifying the doer or agent of the action

agentnaamwoord, agent-zelfstandig naamwoord

a type of pronoun that is used to ask questions, representing the unknown or the thing being inquired about, such as "who," "whom," "whose," "what," and "which"

vragend voornaamwoord, vraagvoornaamwoord

a type of pronoun that points to or identifies a specific person, object, or location, indicating proximity or distance in relation to the speaker or the context

aanwijsend voornaamwoord, demonstratief voornaamwoord

a type of pronoun that expresses a mutual or reciprocal relationship between two or more entities, indicating that the action or relationship is shared or reciprocated, such as "each other" or "one another"

onderling voornaamwoord, reciprook voornaamwoord

a type of pronoun that introduces a subordinate clause and relates it to a noun or pronoun in the main clause, serving as a connector between the two clauses, such as "who," "whom," "whose," "which," or "that"

relatief pronomen, relatieve voornaamwoorden

a pronoun that emphasizes or intensifies the noun or pronoun it refers to, typically reflecting back on the subject of the sentence

intensief voornaamwoord, emfatisch voornaamwoord

a type of pronoun that replaces a noun as the subject of a sentence

onderwerp pronomen, onderwerp pronomen

a type of pronoun that functions as the object of a verb or preposition in a sentence, representing the recipient or the entity being acted upon

objectpronomen, lijdend voornaamwoord

a pronoun that refers to a non-specific or unidentified person, thing, or amount, conveying a sense of ambiguity or lack of specificity

onbepaald voornaamwoord, onbepaaldheid voornaamwoord

a pronoun that is used in place of a specific person or group, often in situations where the subject of the sentence is unknown or irrelevant, or when the focus is on a general concept rather than an individual

onpersoonlijk voornaamwoord, onbepaald voornaamwoord

a pronoun that was commonly used in older forms of the language but has fallen out of common usage in modern times, typically due to changes in language and cultural shifts

archaïsch voornaamwoord, verouderd voornaamwoord

a pronoun that refers to members of a group or individuals separately rather than collectively, indicating that the action or attribute applies to each individual separately

distributief voornaamwoord, verdelend voornaamwoord

a pronoun that shows ownership or possession, indicating that something belongs to someone or something

bezittelijk voornaamwoord, voornaamwoord van eigendom

an adjective that functions as a noun, representing a person, thing, or concept, taking on the role of a noun in a sentence

nominaal adjectief, substantief adjectief

an adjective that follows a linking verb and modifies the subject of a sentence, providing additional information or describing a quality or state of the subject

predicaat bijvoeglijk naamwoord, bijvoeglijk naamwoord van het predicaat

an adjective that independently modifies a noun when multiple adjectives are used together to describe the same noun, and each adjective contributes equally to the description without modifying the others

coördinerend bijvoeglijk naamwoord, coördinatie bijvoeglijk naamwoord

an adjective that provides information about the quality, characteristic, or attribute of a noun

beschrijvend bijvoeglijk naamwoord, kwalificerend bijvoeglijk naamwoord

an adjective that expresses a judgment or evaluation about the noun it modifies, indicating a subjective opinion or value judgment

evaluatief bijvoeglijk naamwoord, beoordelend bijvoeglijk naamwoord

an adjective that is derived from a proper noun and is used to describe or modify a noun

eigennaam bijvoeglijk naamwoord, afgeleide bijvoeglijk naamwoord van een eigennaam

an adjective that provides information about the quantity or amount of a noun

kwantitatief adjectief, hoeveelheidsadjectief

an adjective that points to or identifies a specific noun or group of nouns

aanwijsend bijvoeglijk naamwoord

an adjective that shows ownership or possession of a noun

bezittelijk bijvoeglijk naamwoord, bezit bijvoeglijk naamwoord

an adjective that is used to ask a question about a noun

vragend bijvoeglijk naamwoord

an adjective that is used to compare two entities, indicating that one entity has a greater or lesser degree of a certain quality than the other

vergrotende trap adjectief, vergelijkend adjectief

an adjective that is used to compare three or more entities, indicating that one entity has the highest or lowest degree of a certain quality among all others

superlatieve bijvoeglijk naamwoord, bijvoeglijk naamwoord in superlatief

an adjective that is formed by combining two or more words together to modify a noun

samengesteld adjectief, complex adjectief

an adjective that refers to a non-specific or unspecified quantity or quality of a noun

onbepaalde bijvoeglijk naamwoord, onbestemd bijvoeglijk naamwoord

an adjective that indicates a specific number or quantity of something

numerale bijvoeglijk naamwoord, cijfermatig bijvoeglijk naamwoord

an adjective that follows the noun it modifies in a sentence rather than preceding it

postpositief bijvoeglijk naamwoord, bijvoeglijk naamwoord dat achter het zelfstandig naamwoord komt

an adjective that can be modified by words like "very," "quite," or "extremely" to indicate different degrees or levels of the described quality

gradabel bijvoeglijk naamwoord, graad bijvoeglijk naamwoord

an adjective that does not have degrees or levels of intensity and cannot be modified by words like "very" or "extremely

ongradeerbaar bijvoeglijk naamwoord, niet-graderend bijvoeglijk naamwoord

an adjective formed from a verb's participle form that describes a noun or pronoun

participiaal bijvoeglijk naamwoord, bijvoeglijk naamwoord van een participium

