pattern

Woordenschat voor IELTS (Basis) - Taal en Grammatica

Hier leer je enkele Engelse woorden over taal en grammatica, zoals "article", "determiner", "abbreviation", etc., die nodig zijn voor het IELTS-examen.

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
Words for Basic IELTS
abbreviation
[zelfstandig naamwoord]

the shortened form of a word, etc.

afkorting, verkorting

afkorting, verkorting

Ex: When writing a report , be sure to define any abbreviations the first time you use them .Zorg er bij het schrijven van een rapport voor dat u elke **afkorting** definieert de eerste keer dat u deze gebruikt.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
active voice
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) the voice in which the subject is the agent that does the action of the verb

bedrijvende vorm, actieve vorm

bedrijvende vorm, actieve vorm

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
adverbial
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a word or phrase that adds more information to another word in sense of time, manner, degree or cause

bijwoord, bijwoordelijke bepaling

bijwoord, bijwoordelijke bepaling

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
apostrophe
[zelfstandig naamwoord]

the symbol ' used in writing to show possession or omission of letters or numbers

apostrof, apostrof symbool

apostrof, apostrof symbool

Ex: His essay had multiple errors in the use of apostrophes.Zijn essay bevatte meerdere fouten in het gebruik van **apostroffen**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
article
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) any type of determiner that shows whether we are referring to a particular thing or a general example of something

lidwoord

lidwoord

Ex: The book provides exercises to help learners practice using articles correctly .Het boek biedt oefeningen om leerlingen te helpen het correct gebruik van **lidwoorden** te oefenen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
auxiliary verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that is used with other verbs to indicate tense, voice, etc., such as do, have, and be

hulpwerkwoord

hulpwerkwoord

Ex: In the question, "Do you understand?"In de vraag "Begrijp je?" is het woord "begrijp" een **hulpwerkwoord**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
clause
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a group of words that contains a subject and a verb and functions as a unit within a sentence

zinsdeel, clausule

zinsdeel, clausule

Ex: Understanding how a clause functions can greatly improve your sentence structure .Begrijpen hoe een **zin** functioneert, kan de structuur van je zin aanzienlijk verbeteren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
conjunction
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a word such as and, because, but, and or that connects phrases, sentences, or words

voegwoord, verbindingswoord

voegwoord, verbindingswoord

Ex: Understanding how to use conjunctions correctly can improve the flow and clarity of writing .Begrijpen hoe **voegwoorden** correct te gebruiken kan de flow en duidelijkheid van het schrijven verbeteren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
contraction
[zelfstandig naamwoord]

a short form of a word or a group of words used instead of the full form

samentrekking, verkorte vorm

samentrekking, verkorte vorm

Ex: Contractions are often used in informal writing and speech .**Contracties** worden vaak gebruikt in informele geschriften en spraak.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
determiner
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a word coming before a noun or noun phrase to specify its denotation

bepaler, lidwoord

bepaler, lidwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
exclamation mark
[zelfstandig naamwoord]

the symbol ! that marks an interjection, which is a word or phrase indicating surprise, anger, excitement, etc.

uitroepteken, exclamatieteken

uitroepteken, exclamatieteken

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
grammatical
[bijvoeglijk naamwoord]

connected to the rules or the study of grammar

grammaticaal, gerelateerd aan grammatica

grammaticaal, gerelateerd aan grammatica

Ex: Understanding grammatical concepts like tense and agreement enhances language comprehension and production .Het begrijpen van **grammaticale** concepten zoals tijd en overeenkomst verbetert het taalbegrip en de taalproductie.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
imperative verb
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a verb or verb phrase that expresses an order to do something

imperatief werkwoord, imperatief

imperatief werkwoord, imperatief

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
intonation
[zelfstandig naamwoord]

(phonetics) the rising and falling of the voice when speaking

intonatie

intonatie

Ex: Intonation is an important aspect of spoken language that helps listeners interpret the speaker 's attitude , mood , and intention , contributing to effective communication .**Intonatie** is een belangrijk aspect van gesproken taal dat luisteraars helpt de houding, stemming en bedoeling van de spreker te interpreteren, wat bijdraagt aan effectieve communicatie.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
intransitive verb
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a verb without a direct object

onovergankelijk werkwoord, werkwoord zonder lijdend voorwerp

onovergankelijk werkwoord, werkwoord zonder lijdend voorwerp

Ex: The child giggled uncontrollably , the innocence of laughter exemplifying the joy that an intransitive verb can bring without needing an object .Het kind giechelde onbedaarlijk, de onschuld van de lach die de vreugde illustreert die een **onovergankelijk werkwoord** kan brengen zonder een object nodig te hebben.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
transitive verb
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a verb that needs a direct object

overgankelijk werkwoord, werkwoord dat een lijdend voorwerp nodig heeft

overgankelijk werkwoord, werkwoord dat een lijdend voorwerp nodig heeft

Ex: Transitive verbs often answer the question "what" or "whom" after the action verb.**Overgankelijke werkwoorden** beantwoorden vaak de vraag « wat » of « wie » na het actiewoord.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
part of speech
[Zinsdeel]

(grammar) any of the grammatical classes that words are categorized into, based on their usage in a sentence

Ex: She asked her teacher to explain part of speech for the word " quickly . "
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
passive voice
[zelfstandig naamwoord]

(in grammar) the form of a verb used when the grammatical subject is affected by the action of the verb, rather than performing it

lijdende vorm, passieve vorm

lijdende vorm, passieve vorm

Ex: Many scientific papers rely on passive voice to focus on the research rather than the researchers .Veel wetenschappelijke artikelen vertrouwen op de **lijdende vorm** om zich te concentreren op het onderzoek in plaats van op de onderzoekers.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
period
[zelfstandig naamwoord]

the symbol . used to mark the end of a sentence or an abbreviation

punt, eindpunt

punt, eindpunt

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
prefix
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a letter or a set of letters that are added to the beginning of a word to alter its meaning and make a new word

voorvoegsel

voorvoegsel

Ex: The dictionary provided a list of prefixes and their meanings to help with word formation and understanding .Het woordenboek bood een lijst van **voorvoegsels** en hun betekenissen om te helpen bij woordvorming en begrip.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
suffix
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a letter or a set of letters that are added to the end of a word to alter its meaning and make a new word

achtervoegsel, uitgang

achtervoegsel, uitgang

Ex: Students practiced adding different suffixes to root words to see how their meanings changed .De studenten oefenden met het toevoegen van verschillende **achtervoegsels** aan grondwoorden om te zien hoe hun betekenissen veranderden.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
reflexive
[bijvoeglijk naamwoord]

(grammar) describing a word that indicates that the action of the verb affects the agent performing it

reflexief, wederkerend

reflexief, wederkerend

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
relative
[bijvoeglijk naamwoord]

(grammar) referring to a noun, clause or sentence that has come before

relatief

relatief

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to quote
[werkwoord]

to say the exact sentence or group of words someone else used in a movie, book, etc.

citeren, weergeven

citeren, weergeven

Ex: The politician quoted Winston Churchill , saying , " Success is not final , failure is not fatal : It is the courage to continue that counts . "De politicus **citeerde** Winston Churchill en zei: "Succes is niet definitief, falen is niet fataal: het is de moed om door te gaan die telt."
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
proper noun
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) the name of a place, person, country, etc. with its first letter capitalized

eigennaam, proprium

eigennaam, proprium

Ex: When writing an email , it 's important to use proper nouns correctly to refer to specific people or companies .Bij het schrijven van een e-mail is het belangrijk om **eigennamen** correct te gebruiken om te verwijzen naar specifieke personen of bedrijven.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
common noun
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a noun that refers to an object or a concept in a category but not to a specific one

zelfstandig naamwoord, gemeenschappelijk naamwoord

zelfstandig naamwoord, gemeenschappelijk naamwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
quotation mark
[zelfstandig naamwoord]

either of the symbols " " or ' ' used before and after a word or words to indicate the beginning and the end of a title or quoted remark, or to mark a jargon

aanhalingsteken, citaatteken

aanhalingsteken, citaatteken

Ex: The book 's dialogue was set off by quotation marks for clarity .De dialoog in het boek was afgebakend met **aanhalingstekens** voor de duidelijkheid.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
object
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a noun or noun phrase that is affected by the action of the verb, or is followed by a preposition

object, lijdend voorwerp

object, lijdend voorwerp

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
abstract noun
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a noun that denotes a general quality or an idea, rather than a physical object or real world event

abstract zelfstandig naamwoord, abstractum

abstract zelfstandig naamwoord, abstractum

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
accent
[zelfstandig naamwoord]

an emphasis given to a particular syllable of a word, part of a sentence, or note in a set of musical notes

accent, nadruk

accent, nadruk

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Woordenschat voor IELTS (Basis)
LanGeek
LanGeek app downloaden