B2 Woordenlijst - Planten

Hier leer je enkele Engelse woorden over planten, zoals "wortel", "struik", "klimop", enz., voorbereid voor B2-leerders.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

branch

[zelfstandig naamwoord]

a part of a tree divided into some other parts on which the leaves grow

tak

Ex: They used a branch to hang the bird feeder , making it accessible to the backyard wildlife .Ze gebruikten een **tak** om de vogelvoeder op te hangen, waardoor deze toegankelijk werd voor het wildleven in de achtertuin.

Sluiten

Inloggen

root

[zelfstandig naamwoord]

the underground part of a plant that absorbs water and minerals, sending it to other parts

wortel, worteltje

Ex: The herbalist used the root of the herb in the remedy , valuing its medicinal properties .De kruidkundige gebruikte de **wortel** van het kruid in het middel, waarbij hij de geneeskrachtige eigenschappen waardeerde.

Sluiten

Inloggen

trunk

[zelfstandig naamwoord]

the main wooden body of a tree

stam, boomstam

Ex: The trunk of the tree showed signs of damage from a recent storm , with several large cracks .De **stam** van de boom vertoonde tekenen van schade door een recente storm, met verschillende grote scheuren.

Sluiten

Inloggen

twig

[zelfstandig naamwoord]

a small and thin branch of a tree stemmed from another branch

twijg, takje

Ex: The squirrel scurried along the twig, searching for nuts hidden among the branches .De eekhoorn schoot langs het **twijgje**, op zoek naar noten die tussen de takken verborgen waren.

Sluiten

Inloggen

bush

[zelfstandig naamwoord]

a type of plant small in size with several stems in the ground

struik, heester

Ex: The children hid behind the bush during their game of hide and seek , enjoying the game ’s excitement .De kinderen verstopten zich achter de **struik** tijdens hun spelletje verstoppertje en genoten van de opwinding van het spel.

Sluiten

Inloggen

ash

[zelfstandig naamwoord]

a type of forest tree native to Europe and parts of Asia, known for its tall, straight trunk and compound leaves

es, gewone es

Ex: The bark of the ash tree is grayish-brown and becomes fissured as the tree matures.De schors van de **es** is grijsbruin en wordt gespleten naarmate de boom volwassen wordt.

Sluiten

Inloggen

bamboo

[zelfstandig naamwoord]

a type of plant that grows in tropical regions with a hollow wooden stem

bamboe, riet

Ex: The gardener admired the rapid growth of the bamboo, which quickly filled in the bare spots in the landscape .De tuinman bewonderde de snelle groei van de **bamboe**, die snel de kale plekken in het landschap opvulde.

Sluiten

Inloggen

eucalyptus

[zelfstandig naamwoord]

a type of tree growing mainly in Australia, which has a strong smell

eucalyptus, gomboom

Ex: The koalas in the wildlife reserve nibbled on eucalyptus leaves , their primary source of food .De koala's in het natuurreservaat knabbelden aan **eucalyptus**bladeren, hun primaire voedselbron.

Sluiten

Inloggen

evergreen

[zelfstandig naamwoord]

any type of plant with leaves that remain green throughout the year

wintergroen, conifeer

Ex: The old cemetery was surrounded by tall evergreens, their steady presence offering a sense of peace and continuity.De oude begraafplaats was omgeven door hoge **groenblijvende bomen**, hun stabiele aanwezigheid bood een gevoel van vrede en continuïteit.

Sluiten

Inloggen

fir

[zelfstandig naamwoord]

a type of evergreen tree with leaves shaped like needles

spar, den

Ex: The fir's thick branches provided excellent shelter for wildlife during the cold winter months .De dikke takken van de **spar** boden uitstekende beschutting voor wilde dieren tijdens de koude wintermaanden.

Sluiten

Inloggen

ivy

[zelfstandig naamwoord]

a type of evergreen climbing plant with dark green leaves, often used for decorative purposes

klimop, groene klimplant

Ex: The dense ivy provided a lush backdrop for the wedding ceremony , adding a touch of greenery to the venue .De dichte **klimop** bood een weelderige achtergrond voor de huwelijksceremonie, wat een vleugje groen toevoegde aan de locatie.

Sluiten

Inloggen

oak

[zelfstandig naamwoord]

a large tree, known for its strong wood and popular fruit

eik, zomereik

Ex: The oak tree provided shade and shelter for the animals in the woodland ecosystem.De eik (**oak**) bood schaduw en onderdak voor de dieren in het bosecosysteem.

Sluiten

Inloggen

palm

[zelfstandig naamwoord]

a tropical tree with a big trunk and feather-like or fan-shaped leaves

palmboom, palm

Ex: The resort was dotted with towering palms, creating a serene and picturesque environment .Het resort was bezaaid met hoge **palmbomen**, wat een serene en schilderachtige omgeving creëerde.

Sluiten

Inloggen

pine

[zelfstandig naamwoord]

a type of evergreen tree that grows in forests with needle-like leaves

den, spar

Ex: The pine tree in the yard provided shade during the summer and a picturesque backdrop in the winter with its snow-covered branches.De **dennenboom** in de tuin bood schaduw in de zomer en een schilderachtige achtergrond in de winter met zijn met sneeuw bedekte takken.

Sluiten

Inloggen

vine

[zelfstandig naamwoord]

a climbing plant with grapes as its fruit

wijnstok, druivenplant

Ex: They admired the flowering vine that draped over the pergola , providing a colorful and fragrant addition to their outdoor space .Ze bewonderden de bloeiende **wijnstok** die over de pergola hing, wat een kleurrijke en geurige toevoeging aan hun buitenruimte gaf.

Sluiten

Inloggen

willow

[zelfstandig naamwoord]

a type of tree that grows near water, with thin leaves which can be used for making baskets

wilg, mandenmakerswilg

Ex: The old willow had a large , sprawling canopy that offered a cool retreat on hot summer days .De oude **wilg** had een grote, uitgestrekte kruin die een koel toevluchtsoord bood op hete zomerdagen.

Sluiten

Inloggen

weeping willow

[zelfstandig naamwoord]

a type of tree that grows near water with long branches and leaves reaching to the ground

treurwilg, huilende wilg

Ex: The property was shaded by a large weeping willow, which added a touch of elegance to the landscape .Het pand werd overschaduwd door een grote **treurwilg**, wat een vleugje elegantie aan het landschap toevoegde.

Sluiten

Inloggen

to bloom

[werkwoord]

(of a plant) to produce flowers and display them in full color

bloeien, opbloeien

Ex: With the right conditions , the hibiscus plant will bloom year-round .Onder de juiste omstandigheden zal de hibiscusplant het hele jaar door **bloeien**.

Sluiten

Inloggen

to blossom

[werkwoord]

(of a plant) to bear flowers, especially flowers that are not fully open

bloeien, uitbotten

Ex: With the arrival of warmer weather , the tulips began to blossom, adding splashes of color to the garden .Met de komst van warmer weer begonnen de tulpen te **bloeien**, wat kleuraccenten aan de tuin toevoegde.

Sluiten

Inloggen

bud

[zelfstandig naamwoord]

a part of a plant from which new flowers, leaves, or stems develop

knop, scheut

Ex: The plant ’s new buds emerged quickly after being transplanted into a larger pot with fresh soil .De nieuwe **knoppen** van de plant kwamen snel tevoorschijn nadat ze waren overgeplant in een grotere pot met verse aarde.

Sluiten

Inloggen

leaf

[zelfstandig naamwoord]

a usually green part of a plant in which the photosynthesis takes place

blad

Ex: A single leaf fell from the tree .Een enkel **blad** viel van de boom.

Sluiten

Inloggen

stem

[zelfstandig naamwoord]

the main part of a plant that connects the roots to the twigs, leaves, and flowers

stengel

Ex: She carefully cut the stems of the flowers before arranging them in a vase to ensure they absorbed water properly .Ze sneed voorzichtig de **stengels** van de bloemen af voordat ze ze in een vaas schikte om ervoor te zorgen dat ze goed water opnamen.

Sluiten

Inloggen

thorn

[zelfstandig naamwoord]

a sharp part of a plant that is attached to the stem

doorn, stekel

Ex: The thorns on the wild rose bushes made it challenging to harvest the flowers without getting scratched .De **doorns** op de wilde rozenstruiken maakten het uitdagend om de bloemen te plukken zonder gekrabd te worden.

Sluiten

Inloggen

daffodil

[zelfstandig naamwoord]

a tall flower with white and yellow color, shaped like a trumpet

narcis, gele narcis

Ex: They admired the daffodils along the roadside during their springtime walk , enjoying the fresh and uplifting sight .Ze bewonderden de **narcissen** langs de weg tijdens hun lentewandeling en genoten van het frisse en opbeurende uitzicht.

Sluiten

Inloggen

daisy

[zelfstandig naamwoord]

a small wild flower that has a yellow center and white petals

madeliefje, daisy

Ex: Daisies were used to decorate the wedding venue , adding a touch of natural elegance to the celebration .**Madeliefjes** werden gebruikt om de trouwlocatie te versieren, wat een vleugje natuurlijke elegantie aan de viering toevoegde.

Sluiten

Inloggen

lotus

[zelfstandig naamwoord]

a type of flower which grows on the surface of lakes with white or pink petals

lotus, waterlelie

Ex: The traditional ceremony included a ritual where participants placed lotus petals in the water as a symbol of offering and respect .De traditionele ceremonie omvatte een ritueel waarbij deelnemers **lotus** bloemblaadjes in het water plaatsten als een symbool van aanbieding en respect.

Sluiten

Inloggen

tulip

[zelfstandig naamwoord]

a flower shaped like a cup that has bright colors and blossoms in spring

tulp, een bloem in de vorm van een beker met felle kleuren die in de lente bloeit

Ex: In the spring , the tulip fields stretched as far as the eye could see , attracting many visitors for a picturesque view .In de lente strekten de **tulp**velden zich zo ver het oog reikte uit, wat veel bezoekers trok voor een schilderachtig uitzicht.

Sluiten

Inloggen

violet

[zelfstandig naamwoord]

a type of plant with tiny purple or white flowers and a sweet smell

violet, viooltje

Ex: They planted violets along the edge of the garden , where their low-growing nature made them perfect for ground cover .Ze plantten **viooltjes** langs de rand van de tuin, waar hun laagblijvende aard ze perfect maakte voor bodembedekking.

Sluiten

Inloggen

lavender

[zelfstandig naamwoord]

a type of plant with purple flowers and a fine smell

lavendel, een plant met paarse bloemen en een aangename geur

Ex: Lavender is often used in cooking and herbal remedies for its soothing properties .**Lavendel** wordt vaak gebruikt in de keuken en in kruidenremedies vanwege zijn kalmerende eigenschappen.

Sluiten

Inloggen

weed

[zelfstandig naamwoord]

any wild and unwanted plant that may harm the process of growth in a farm or garden

onkruid, woekerplant

Ex: Weeds had started to grow in the cracks of the driveway, giving the area an unkempt appearance.**Onkruid** was begonnen te groeien in de scheuren van de oprit, wat het gebied een verwaarloosd uiterlijk gaf.

Sluiten

Inloggen

B2 Woordenlijst

LanGeek app downloaden

Langeek

B2 Woordenlijst - Planten