Cambridge IELTS 19 - Academisch - Test 4 - Luisteren - Deel 1 (2)

Hier vind je de woordenschat uit Test 4 - Luisteren - Deel 1 (2) in het Cambridge IELTS 19 - Academic cursusboek, om je te helpen bij de voorbereiding op je IELTS-examen.

Herzien

Flashcards

Spelling

Quiz

Begin met leren

packaging

[zelfstandig naamwoord]

the material or container that the products are sold in

verpakking, verpakkingsmateriaal

Sluiten

Inloggen

stock

[zelfstandig naamwoord]

the items available for sale in a store or its warehouse

voorraad, goederen

Ex: The boutique specializes in designer clothing and regularly updates its stock to showcase the latest trends .De boutique is gespecialiseerd in designer kleding en werkt regelmatig haar **voorraad** bij om de nieuwste trends te tonen.

Sluiten

Inloggen

takeaway

[zelfstandig naamwoord]

a meal bought from a restaurant or store to be eaten somewhere else

afhaalmaaltijd, eten om mee te nemen

Ex: The best takeaway I ’ve had in years was from a local sushi place .De beste **afhaalmaaltijd** die ik in jaren heb gehad, was van een lokale sushi-tent.

Sluiten

Inloggen

staff

[zelfstandig naamwoord]

a group of people who work for a particular company or organization

personeel, team

Ex: The restaurant staff received training on customer service .Het **personeel** van het restaurant heeft training gekregen in klantenservice.

Sluiten

Inloggen

cardboard

[zelfstandig naamwoord]

a thick and stiff type of paper material that is often used for packaging and making boxes

karton, dik papier

Ex: They recycled the old cardboard after unpacking the shipment .Ze recycleerden het oude **karton** na het uitpakken van de zending.

Sluiten

Inloggen

storeroom

[zelfstandig naamwoord]

a room where things are kept while they are not needed or used

berging, opslagruimte

Ex: The storeroom is located at the back of the building .De **berging** bevindt zich aan de achterkant van het gebouw.

Sluiten

Inloggen

to prepare

[werkwoord]

to cook food for eating

voorbereiden, koken

Ex: Why are you always preparing snacks when guests are expected ?Waarom ben je altijd snacks aan het **voorbereiden** wanneer er gasten worden verwacht?

Sluiten

Inloggen

dish

[zelfstandig naamwoord]

food that is made in a special way as part of a meal

gerecht, schotel

Sluiten

Inloggen

cloth

[zelfstandig naamwoord]

a piece of fabric used in the kitchen for cleaning, drying dishes, or wiping surfaces

doek, keukenhanddoek

Ex: A damp cloth is perfect for wiping down the kitchen table .Een vochtige **doek** is perfect voor het afnemen van de keukentafel.

Sluiten

Inloggen

spray

[zelfstandig naamwoord]

a pesticide in suspension or solution; intended for spraying

verstuiver, product om te verstuiven

Sluiten

Inloggen

sink

[zelfstandig naamwoord]

a large and open container that has a water supply and you can use to wash your hands, dishes, etc. in

gootsteen, wasbak

Ex: The utility sink in the laundry room was perfect for soaking stained clothing .De **wasbak** in de wasruimte was perfect voor het weken van bevlekte kleding.

Sluiten

Inloggen

to wash up

[werkwoord]

to clean plates, cups, bowls, or other kitchen items after eating

afwassen, de afwas doen

Ex: Let 's wash up these dirty plates before guests arrive .Laten we **deze vuile borden afwassen** voordat de gasten arriveren.

Sluiten

Inloggen

dishwasher

[zelfstandig naamwoord]

an electric machine that is used to clean dishes, spoons, cups, etc.

vaatwasser, afwasmachine

Ex: The new dishwasher has a quick wash cycle for small loads .De nieuwe **vaatwasser** heeft een snelle wascyclus voor kleine ladingen.

Sluiten

Inloggen

to serve

[werkwoord]

to assist customers by providing what they need in a store or business

bedienen, helpen

Ex: She served the customer by helping him find the right shoes .Ze **bediende** de klant door hem te helpen de juiste schoenen te vinden.

Sluiten

Inloggen

customer

[zelfstandig naamwoord]

a person, organization, company, etc. that pays to get things from businesses or stores

klant, koper

Ex: The store 's policy is ' the customer is always right ' .Het beleid van de winkel is 'de **klant** heeft altijd gelijk'.

Sluiten

Inloggen

to wipe

[werkwoord]

to clean or dry a surface using a cloth, etc.

vegen, schoonmaken

Ex: The chef wiped the cutting board clean after chopping vegetables .De chef **veegde** de snijplank schoon na het snijden van groenten.

Sluiten

Inloggen

to lay

[werkwoord]

to carefully place something or someone down in a horizontal position

leggen, neerleggen

Ex: After a long day , she was ready to lay herself on the comfortable sofa for a short nap .Na een lange dag was ze klaar om zich op de comfortabele bank te **leggen** voor een kort dutje.

Sluiten

Inloggen

to melt

[werkwoord]

(of something in solid form) to turn into liquid form by being subjected to heat

smelten, wegsmelten

Ex: The forecast predicts that the ice cream will melt in the afternoon sun .De voorspelling voorspelt dat het ijs **smelt** in de middagzon.

Sluiten

Inloggen

thermal

[bijvoeglijk naamwoord]

(of clothes) designed with special material that keeps the wearer warm

thermisch, isolerend

Ex: The outdoor enthusiasts wore thermal base layers to maintain their body temperature in the chilly conditionsDe outdoorliefhebbers droegen **thermische** basislagen om hun lichaamstemperatuur te behouden in de koude omstandigheden.

Sluiten

Inloggen

glove

[zelfstandig naamwoord]

item of clothing for our hands with a separate space for each finger

handschoen, want

Ex: Kids love wearing colorful gloves when playing in the snow .Kinderen houden ervan om kleurrijke **handschoenen** te dragen als ze in de sneeuw spelen.

Sluiten

Inloggen

frostbite

[zelfstandig naamwoord]

a serious injury resulting from excessive exposure to severely cold weather or things, causing the freezing of the nose, toes, fingers, etc.

bevriezing, frostbite

Ex: The doctor explained how to recognize the signs of frostbite to avoid serious injury .De arts legde uit hoe je de tekenen van **bevriezing** kunt herkennen om ernstig letsel te voorkomen.

Sluiten

Inloggen

understood

[tussenwerpsel]

used to acknowledge that one has received and comprehended a message, instruction, or directive

Begrepen, Akkoord

Ex: Understood, I'll make the call to follow up with the client this afternoon.**Begrepen**, ik zal vanmiddag de telefoontje plegen om de klant op te volgen.

Sluiten

Inloggen

to collect

[werkwoord]

to go and get something that belongs to one or is ready for one

ophalen, gaan halen

Ex: He collected his belongings after the meeting .Hij **verzamelde** zijn spullen na de vergadering.

Sluiten

Inloggen

to restock

[werkwoord]

stock again

herbevoorraden, opnieuw aanvullen

Sluiten

Inloggen

preparation

[zelfstandig naamwoord]

the act of preparing something (as food) by the application of heat

voorbereiding

Sluiten

Inloggen

weighing scale

[zelfstandig naamwoord]

a device used to measure the weight of an object or a person

weegschaal, personenweegschaal

Ex: The parcel was put on the weighing scale before shipping .Het pakket werd op de **weegschaal** gelegd voordat het werd verzonden.

Sluiten

Inloggen

flat

[bijvoeglijk naamwoord]

having a relatively broad surface in relation to depth or thickness

plat, afgeplat

Sluiten

Inloggen

cold room

[zelfstandig naamwoord]

a specially designed room kept at a low temperature to store goods like food, medicine, or flowers and prevent them from spoiling

koelruimte, koude kamer

Ex: The bakery uses a cold room to store ingredients like cream and butter .De bakkerij gebruikt een **koelruimte** om ingrediënten zoals room en boter op te slaan.

Sluiten

Inloggen

Cambridge IELTS 19 - Academisch

LanGeek app downloaden