pattern

Taalkunde - Werkwoorden, Tijden en Stemmingen

Hier leer je enkele Engelse woorden die verband houden met werkwoorden, tijden en stemmingen zoals "participle", "modal" en "imperative".

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
Words Related to Linguistics
auxiliary verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that is used with other verbs to indicate tense, voice, etc., such as do, have, and be

hulpwerkwoord

hulpwerkwoord

Ex: In the question, "Do you understand?"In de vraag "Begrijp je?" is het woord "begrijp" een **hulpwerkwoord**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
future tense
[zelfstandig naamwoord]

a grammatical tense used to describe actions or events that are expected to happen after the present moment

toekomende tijd, toekomst

toekomende tijd, toekomst

Ex: She explained how the future tense can indicate predictions or intentions .Ze legde uit hoe de **toekomende tijd** voorspellingen of intenties kan aangeven.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
indicative
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) the mood of a verb that states a fact

aantonende wijs

aantonende wijs

Ex: Teachers emphasize the importance of mastering the indicative for fluency in speaking and writing.Leraren benadrukken het belang van het beheersen van de **aantonende wijs** voor vloeiend spreken en schrijven.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
infinitive
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) the root form of a verb

infinitief, onbepaalde wijs

infinitief, onbepaalde wijs

Ex: Infinitives are versatile and can be used in various grammatical constructions to express different meanings and functions .**Infinitieven** zijn veelzijdig en kunnen in verschillende grammaticale constructies worden gebruikt om verschillende betekenissen en functies uit te drukken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
modal
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a verb that is used with the main verb of a sentence to indicate possibility, intention, etc., such as can, might, should, etc.

hulpwerkwoord, modaal werkwoord

hulpwerkwoord, modaal werkwoord

Ex: Modals can sometimes be tricky because their meanings can change depending on the context .**Modale werkwoorden** kunnen soms lastig zijn omdat hun betekenissen kunnen veranderen afhankelijk van de context.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
participle
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a word made from a verb, used as an adjective or a noun, and also used to make compound verb forms in English

deelwoord, werkwoordsvorm

deelwoord, werkwoordsvorm

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
past tense
[zelfstandig naamwoord]

a grammatical form used to describe actions, events, or states that have already occurred or existed in the past

verleden tijd, verleden

verleden tijd, verleden

Ex: In the past tense, the verb " eat " changes to " ate . "In de **verleden tijd** verandert het werkwoord "eten" in "at".
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
past participle
[zelfstandig naamwoord]

a form of a verb that "ed", etc. is added to the end of it which is used to form passive or present tenses or adjectives

voltooid deelwoord, voltooid deelwoord van het werkwoord

voltooid deelwoord, voltooid deelwoord van het werkwoord

Ex: Understanding past participles is crucial for constructing sentences in the past perfect tense .Het begrijpen van **voltooid deelwoorden** is cruciaal voor het construeren van zinnen in de voltooid verleden tijd.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
past perfect tense
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a verb form that shows an action that was completed before another action or time in the past

voltooid verleden tijd, plusquamperfectum

voltooid verleden tijd, plusquamperfectum

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
present tense
[zelfstandig naamwoord]

a grammatical tense used to describe actions or states that are currently happening or are habitual

tegenwoordige tijd, presens

tegenwoordige tijd, presens

Ex: In this passage , the author switches to the present tense for added immediacy .In dit fragment schakelt de auteur over naar de **tegenwoordige tijd** voor meer onmiddellijkheid.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
present participle
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a verb form that typically ends in -ing and is used to indicate ongoing actions, continuous states, or simultaneous actions in relation to the main verb of a sentence

tegenwoordig deelwoord, onvoltooid deelwoord

tegenwoordig deelwoord, onvoltooid deelwoord

Ex: Present participles are also used as adjectives , like " a smiling face . "**Tegenwoordige deelwoorden** worden ook als bijvoeglijke naamwoorden gebruikt, zoals in "een glimlachend gezicht".
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
principal parts
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) the basic forms of a verb that help create all its tenses

hoofddelen, basisvormen van het werkwoord

hoofddelen, basisvormen van het werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
progressive tense
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a verb tense that is used to indicate an ongoing state or action

voortschrijdende tijd, doorlopende tijd

voortschrijdende tijd, doorlopende tijd

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
subjunctive mood
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a mood in verbs that expresses wishes, possibility or uncertainty

aanvoegende wijs, conjunctief

aanvoegende wijs, conjunctief

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
finite verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb form that agrees with the subject in tense, number, and person, indicating actions or states that are specific to a particular time and subject

finitief werkwoord, vervoegd werkwoord

finitief werkwoord, vervoegd werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
conjugation
[zelfstandig naamwoord]

the process of inflecting a verb to show its different forms according to tense, aspect, mood, voice, number, and person

vervoeging

vervoeging

Ex: The teacher emphasized the importance of accurate conjugation in written assignments .De leraar benadrukte het belang van nauwkeurige **vervoeging** in schriftelijke opdrachten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
labile verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that can be used either transitively or intransitively without changing its form

labiel werkwoord, werkwoord met dubbele constructie

labiel werkwoord, werkwoord met dubbele constructie

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
reflexive verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that indicates that the subject of the verb is also the recipient of the action, typically expressed by using a reflexive pronoun that reflects back to the subject

wederkerend werkwoord, reflexief werkwoord

wederkerend werkwoord, reflexief werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
unaccusative verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that describes an action or event where the subject undergoes a change or experiences a state without actively performing the action, typically indicating an involuntary or spontaneous process

onaccusatief werkwoord, niet-accusatief werkwoord

onaccusatief werkwoord, niet-accusatief werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
modal auxiliary
[zelfstandig naamwoord]

a type of auxiliary verb that is used to express modality, indicating the speaker's attitude towards the action or state expressed by the main verb, such as possibility, necessity, ability, or permission

modaal hulpwerkwoord, modale hulpwerkwoord

modaal hulpwerkwoord, modale hulpwerkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
unergative verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that describes an action or event performed by the subject, indicating an active and voluntary process, without requiring a direct object

inergatief werkwoord, actief intransitief werkwoord

inergatief werkwoord, actief intransitief werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
intransitive verb
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a verb without a direct object

onovergankelijk werkwoord, werkwoord zonder lijdend voorwerp

onovergankelijk werkwoord, werkwoord zonder lijdend voorwerp

Ex: The child giggled uncontrollably , the innocence of laughter exemplifying the joy that an intransitive verb can bring without needing an object .Het kind giechelde onbedaarlijk, de onschuld van de lach die de vreugde illustreert die een **onovergankelijk werkwoord** kan brengen zonder een object nodig te hebben.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
transitive verb
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a verb that needs a direct object

overgankelijk werkwoord, werkwoord dat een lijdend voorwerp nodig heeft

overgankelijk werkwoord, werkwoord dat een lijdend voorwerp nodig heeft

Ex: Transitive verbs often answer the question "what" or "whom" after the action verb.**Overgankelijke werkwoorden** beantwoorden vaak de vraag « wat » of « wie » na het actiewoord.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
anticausative verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that describes an action or event where the subject undergoes a change or experiences a state without an external agent causing the action, typically indicating a spontaneous or natural process

anticausatief werkwoord, inaccusatief werkwoord

anticausatief werkwoord, inaccusatief werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
ambitransitive verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that can function both transitively and intransitively, meaning it can take a direct object or be used without a direct object, depending on the context and meaning intended

ambitransitief werkwoord, werkwoord dat zowel overgankelijk als onovergankelijk kan worden gebruikt

ambitransitief werkwoord, werkwoord dat zowel overgankelijk als onovergankelijk kan worden gebruikt

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
lexical verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that carries the main semantic content in a sentence and conveys the core meaning of the action or state being described

lexicaal werkwoord, volledig werkwoord

lexicaal werkwoord, volledig werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
action verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that expresses an action or movement performed by the subject of the sentence

actie werkwoord, handelingswerkwoord

actie werkwoord, handelingswerkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
linking verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that connects the subject of a sentence to a subject complement, which can be a noun, pronoun, or adjective, and it serves to equate or describe the subject

koppelwerkwoord, verbindingswerkwoord

koppelwerkwoord, verbindingswerkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
regular verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that follows a predictable pattern or rule when forming its past tense and past participle forms by adding "-ed" or "-d" to the base form of the verb

regelmatig werkwoord, werkwoord dat een regel volgt

regelmatig werkwoord, werkwoord dat een regel volgt

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
irregular verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that deviates from the standard pattern of forming past tense and past participle forms, requiring unique or modified forms that do not follow a consistent rule

onregelmatig werkwoord, irregulier werkwoord

onregelmatig werkwoord, irregulier werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
stative verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that describes a state, condition, or state of being rather than an action or movement

toestands werkwoord, statisch werkwoord

toestands werkwoord, statisch werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
phrasal verb
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) an idiomatic expression that is formed by a verb and a particle which has a particular meaning

werkwoordelijke uitdrukking, samengesteld werkwoord

werkwoordelijke uitdrukking, samengesteld werkwoord

Ex: Learning phrasal verbs like " pick up " ( to learn or to gather ) can greatly enhance your English fluency .Het leren van **werkwoordelijke uitdrukkingen** zoals "pick up" (leren of verzamelen) kan uw Engelse vlotheid aanzienlijk verbeteren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
imperative verb
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) a verb or verb phrase that expresses an order to do something

imperatief werkwoord, imperatief

imperatief werkwoord, imperatief

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
non-finite verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb form that does not function as the main verb in a sentence and does not indicate tense, number, or person

niet-finiet werkwoord, onvervoegd werkwoord

niet-finiet werkwoord, onvervoegd werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
the conditional
[zelfstandig naamwoord]

the mood of a verb that indicates an action that happens only if another action happens or is true

voorwaardelijke wijs

voorwaardelijke wijs

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
imperative
[zelfstandig naamwoord]

a mood of a verb or phrase that expresses an order

imperatief, gebiedende wijs

imperatief, gebiedende wijs

Ex: The imperative in "Stay calm" makes it clear that the speaker is giving an order.De **imperatief** in «Blijf kalm» maakt duidelijk dat de spreker een bevel geeft.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
future perfect
[zelfstandig naamwoord]

a verb tense that expresses an action that will be completed in the future before a specified point or event

voltooid toekomende tijd, toekomende voltooide tijd

voltooid toekomende tijd, toekomende voltooide tijd

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
present simple
[zelfstandig naamwoord]

a verb tense used to describe habitual actions, general truths, and regular occurrences in the present

tegenwoordige eenvoudige tijd, eenvoudige tegenwoordige tijd

tegenwoordige eenvoudige tijd, eenvoudige tegenwoordige tijd

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
future simple
[zelfstandig naamwoord]

a verb tense used to express an action or event that will occur in the future

onvoltooid toekomende tijd, eenvoudige toekomende tijd

onvoltooid toekomende tijd, eenvoudige toekomende tijd

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
past simple
[zelfstandig naamwoord]

a verb tense used to describe completed actions or events that happened in the past

onvoltooid verleden tijd, simple past

onvoltooid verleden tijd, simple past

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
present progressive
[zelfstandig naamwoord]

a verb form indicating ongoing actions or events in the present, formed by using the present tense of "to be" followed by the present participle of the main verb

tegenwoordige tijd continu, progressieve vorm van de tegenwoordige tijd

tegenwoordige tijd continu, progressieve vorm van de tegenwoordige tijd

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
past progressive
[zelfstandig naamwoord]

a verb form indicating ongoing actions or events in the past, formed by using the past tense of "to be" followed by the present participle of the main verb

verleden progressief, onvoltooid verleden tijd progressief

verleden progressief, onvoltooid verleden tijd progressief

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
future progressive
[zelfstandig naamwoord]

a verb form indicating ongoing actions or events in the future, formed by using the future tense of "to be" followed by the present participle of the main verb

toekomst progressief, toekomst continu

toekomst progressief, toekomst continu

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
present perfect
[zelfstandig naamwoord]

‌the form of a verb that expresses an action done during a period of time up to and including the present, formed with the present tense of 'have' and the past participle of a verb in English

voltooid tegenwoordige tijd, perfectum

voltooid tegenwoordige tijd, perfectum

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
present perfect progressive
[zelfstandig naamwoord]

a verb tense used to describe ongoing or continuous actions that started in the past and continue into the present, formed by using the present perfect tense of "to have" followed by "been" and the present participle of the main verb

tegenwoordig voltooid progressief, voltooid progressief tegenwoordig

tegenwoordig voltooid progressief, voltooid progressief tegenwoordig

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
past perfect progressive
[zelfstandig naamwoord]

a verb tense used to describe ongoing or continuous actions that started in the past and continued up until another point in the past, formed by using the past perfect tense of "to have" followed by "been" and the present participle of the main verb

voltooid verleden tijd continu, plusquamperfectum progressief

voltooid verleden tijd continu, plusquamperfectum progressief

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
future perfect progressive
[zelfstandig naamwoord]

a verb tense that indicates an ongoing or continuous action that will start in the future and continue until a specific future point

toekomstige voltooide tijd progressief, toekomstige voltooide tijd continu

toekomstige voltooide tijd progressief, toekomstige voltooide tijd continu

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
complex transitive verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that requires both a direct object and an additional complement or object that provides more information or further specifies the action

complex transitief werkwoord, transitief werkwoord met complement

complex transitief werkwoord, transitief werkwoord met complement

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
ditransitive verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that takes both a direct object and an indirect object, indicating that the action of the verb is performed on or transferred to someone or something

ditransitief werkwoord, werkwoord met twee objecten

ditransitief werkwoord, werkwoord met twee objecten

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
dummy verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that is used in certain constructions to fulfill a grammatical function without conveying any significant meaning or action

dummy-werkwoord, leeg werkwoord

dummy-werkwoord, leeg werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
catenative verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that can be followed by another verb, either in the form of a bare infinitive or an -ing form, creating a chain or sequence of verbs in a sentence

catenatief werkwoord, aaneenschakelend werkwoord

catenatief werkwoord, aaneenschakelend werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
voice
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) the form of a verb that indicates whether the subject does something or something is done to it

stem, werkwoordstem

stem, werkwoordstem

Ex: Understanding when to use active or passive voice is an important aspect of writing effectively and communicating ideas clearly in English grammar.Begrijpen wanneer je de actieve of passieve **stem** moet gebruiken, is een belangrijk aspect van effectief schrijven en het duidelijk communiceren van ideeën in de Engelse grammatica.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
passive voice
[zelfstandig naamwoord]

(in grammar) the form of a verb used when the grammatical subject is affected by the action of the verb, rather than performing it

lijdende vorm, passieve vorm

lijdende vorm, passieve vorm

Ex: Many scientific papers rely on passive voice to focus on the research rather than the researchers .Veel wetenschappelijke artikelen vertrouwen op de **lijdende vorm** om zich te concentreren op het onderzoek in plaats van op de onderzoekers.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
active voice
[zelfstandig naamwoord]

(grammar) the voice in which the subject is the agent that does the action of the verb

bedrijvende vorm, actieve vorm

bedrijvende vorm, actieve vorm

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
archaic verb
[zelfstandig naamwoord]

a verb that was commonly used in earlier periods of language but is now considered outdated or no longer in common usage

archaïsch werkwoord, verouderd werkwoord

archaïsch werkwoord, verouderd werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
declarative mood
[zelfstandig naamwoord]

a grammatical mood used to make statements or express facts, opinions, or information

aantonende wijs, indicatief

aantonende wijs, indicatief

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
exclamatory mood
[zelfstandig naamwoord]

a grammatical mood used to convey intense emotions, excitement, surprise, or strong statements, typically marked by the use of exclamation marks and vibrant language to express enthusiasm, astonishment, joy, or other intense feelings

uitroepende wijs, uitroepende stemming

uitroepende wijs, uitroepende stemming

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
zero conditional
[zelfstandig naamwoord]

a type of conditional sentence that expresses a factual or general truth, where the condition and the result are both in the present tense and the condition is always true, often formed using the present simple tense in both the condition and result clauses

nulvoorwaarde, voorwaardelijke zin van het type nul

nulvoorwaarde, voorwaardelijke zin van het type nul

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
semi-modal
[zelfstandig naamwoord]

a group of verbs that have some characteristics of modal verbs but also exhibit certain features of regular main verbs in terms of their usage and behavior in sentences

semi-modale, semi-modale werkwoord

semi-modale, semi-modale werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
coverb
[zelfstandig naamwoord]

a multi-functional word that combines verb and preposition properties, serving as a single morpheme to express complex ideas in languages like Chinese and Korean

coverb, dekwoord

coverb, dekwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
transitivity
[zelfstandig naamwoord]

the property of a verb that indicates whether it takes a direct object or not, determining the number and types of arguments it requires in a sentence

transitiviteit, de eigenschap van een werkwoord dat aangeeft of het een lijdend voorwerp nodig heeft of niet

transitiviteit, de eigenschap van een werkwoord dat aangeeft of het een lijdend voorwerp nodig heeft of niet

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
separable verb
[zelfstandig naamwoord]

a type of verb in which a particle, typically an adverb or a preposition, can be separated from the main verb and placed either before or after the object in a sentence, often resulting in a change in meaning or emphasis

scheidbaar werkwoord

scheidbaar werkwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
perfect participle
[zelfstandig naamwoord]

a verb form that expresses an action that has been completed prior to another point in time

voltooid deelwoord, perfect deelwoord

voltooid deelwoord, perfect deelwoord

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
antipassive voice
[zelfstandig naamwoord]

a grammatical construction that alters a transitive verb by omitting or demoting the object, shifting the focus to the subject and emphasizing the action or the subject's involvement

antipassieve stem, antipassieve constructie

antipassieve stem, antipassieve constructie

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
impersonal passive voice
[zelfstandig naamwoord]

a grammatical construction used to express a passive action without specifying the agent or doer of the action, focusing instead on the action itself or its general occurrence

onpersoonlijke lijdende vorm, onpersoonlijke lijdende constructie

onpersoonlijke lijdende vorm, onpersoonlijke lijdende constructie

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Taalkunde
LanGeek
LanGeek app downloaden