pattern

Sport - Algemene Voorwaarden in Sport

review-disable

Herzien

flashcard-disable

Flashcards

spelling-disable

Spelling

quiz-disable

Quiz

Begin met leren
Words Related to Sports
training
[zelfstandig naamwoord]

physical exercise done in preparation for a sports competition

training, fysieke voorbereiding

training, fysieke voorbereiding

Ex: Yoga is a good training for flexibility and balance .Yoga is een goede **training** voor flexibiliteit en balans.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
sportsmanship
[zelfstandig naamwoord]

the act of showing respect, fairness, and kindness to others while participating in sports or games, regardless of the outcome

sportiviteit, fair play

sportiviteit, fair play

Ex: The coach emphasized sportsmanship during the match , reminding everyone to respect the referee 's decisions .De coach benadrukte **sportiviteit** tijdens de wedstrijd en herinnerde iedereen eraan de beslissingen van de scheidsrechter te respecteren.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
half-time
[zelfstandig naamwoord]

a short break between two halves of a game or match

rust, pauze tussen de helften

rust, pauze tussen de helften

Ex: They reviewed their mistakes at half-time.Ze bekeken hun fouten tijdens de **rust**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
foul
[zelfstandig naamwoord]

an act in a sport that is against the rules and is not allowed

overtreding, fout

overtreding, fout

Ex: The athlete 's foul led to a disqualification in the race .De **overtreding** van de atleet leidde tot een diskwalificatie in de race.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
head fake
[zelfstandig naamwoord]

a deceptive move made by a player to mislead opponents about their intended action or direction

hoofdfake, schijnbeweging met het hoofd

hoofdfake, schijnbeweging met het hoofd

Ex: With a quick head fake, he evaded the oncoming tackler .Met een snelle **kopbeweging als afleiding** ontweek hij de naderende tackelaar.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
major league
[zelfstandig naamwoord]

a league of the highest-ranking in a particular sport, especially baseball

hoofdcompetitie, grote competitie

hoofdcompetitie, grote competitie

Ex: Many young players aspire to join a major league team , but it takes a lot of practice and perseverance .Veel jonge spelers streven ernaar om lid te worden van een **major league**-team, maar daar is veel oefening en doorzettingsvermogen voor nodig.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
minor league
[zelfstandig naamwoord]

a level of professional sports competition below the highest level, typically where younger or less experienced players develop their skills

minor league, ontwikkelingsliga

minor league, ontwikkelingsliga

Ex: She hoped to make a name for herself in the minor leagues before advancing to the majors .Ze hoopte een naam voor zichzelf te maken in de **minor leagues** voordat ze doorging naar de majors.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
playing field
[zelfstandig naamwoord]

a designated area where a sport or game is played

speelveld, speelgebied

speelveld, speelgebied

Ex: The playing field was muddy after the rain .Het **speelveld** was modderig na de regen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
series
[zelfstandig naamwoord]

(sports) a sequence of games or matches played between the same teams or individuals

serie, reeks

serie, reeks

Ex: Spanning continents , the golf series featured prestigious international tournaments .Over continenten heen omvatte de golf-**serie** prestigieuze internationale toernooien.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
preseason
[zelfstandig naamwoord]

the period before the start of the official sports season when teams practice and play exhibition games

voorseizoen

voorseizoen

Ex: The coach implemented new strategies during the preseason.De coach implementeerde nieuwe strategieën tijdens het **voorseizoen**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
draft pick
[zelfstandig naamwoord]

the selection of a player by a team during a draft process

draftkeuze, draftpick

draftkeuze, draftpick

Ex: The draft pick turned out to be a star player .De **draft pick** bleek een sterrenspeler te zijn.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
injury time
[zelfstandig naamwoord]

the additional minutes added to the end of a match to compensate for time lost due to injuries or stoppages

blessuretijd, extra tijd

blessuretijd, extra tijd

Ex: A player went down with a cramp , leading to more injury time.Een speler ging neer met een kramp, wat leidde tot meer **blessuretijd**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
field
[zelfstandig naamwoord]

a piece of land used for playing a game or sport on

veld, terrein

veld, terrein

Ex: The soccer team practices on the field behind the school .Het voetbalteam traint op het **veld** achter de school.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to bench
[werkwoord]

to remove a player from active play, typically having them sit on the sidelines

op de bank zetten, op de bank laten

op de bank zetten, op de bank laten

Ex: She benched herself voluntarily to give her teammates a chance to play .Ze heeft zich vrijwillig **op de bank gezet** om haar teamgenoten een kans te geven om te spelen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to aggress
[werkwoord]

to attack or advance forcefully towards the opponent

aanvallen, bestormen

aanvallen, bestormen

Ex: To win , we must continuously aggress their defensive line .Om te winnen, moeten we hun verdedigingslinie continu **aanvallen**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to exercise
[werkwoord]

to do physical activities or sports to stay healthy and become stronger

trainen, sporten

trainen, sporten

Ex: We usually exercise in the morning to start our day energetically .We doen meestal 's ochtends **beweging** om onze dag energiek te beginnen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to field
[werkwoord]

to put a player in a specific position or role during a game

opstellen, positioneren

opstellen, positioneren

Ex: The coach fielded a surprise substitution in the final minutes .De coach **zette** in de laatste minuten een verrassende wissel in.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
understrength
[bijvoeglijk naamwoord]

(of a team sport) being short of the usual number of players

onderbemand, met een tekort aan spelers

onderbemand, met een tekort aan spelers

Ex: With several key players injured, they went into the match understrength.Met enkele belangrijke spelers geblesseerd, gingen ze **onderbemand** de wedstrijd in.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
post-game
[bijvoeglijk naamwoord]

related to activities or discussions that occur after a sporting event has concluded

na de wedstrijd, post-game

na de wedstrijd, post-game

Ex: Coaches often use the post-game period to review performance and plan for the next match .Coaches gebruiken vaak de **na-wedstrijd** periode om de prestaties te evalueren en te plannen voor de volgende wedstrijd.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
cross-country
[bijwoord]

away from the roads and tracks and across the countryside

door het platteland, van de baan

door het platteland, van de baan

daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
DNF
[zelfstandig naamwoord]

the act of withdrawing oneself from an event or activity before finishing it

opgave, niet-voltooien

opgave, niet-voltooien

Ex: His unexpected DNF disappointed his fans who had gathered to cheer him on .Zijn onverwachte **DNF** stelde zijn fans teleur die waren samengekomen om hem aan te moedigen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
footwork
[zelfstandig naamwoord]

the skillful movement and positioning of the feet to enhance performance and maintain balance in dancing or in sports, especially in boxing and soccer

voetenwerk, beenwerk

voetenwerk, beenwerk

Ex: Proper footwork and stance are important in golf to ensure a balanced and powerful swing .Een goede **voetenwerk** en houding zijn belangrijk in golf om een gebalanceerde en krachtige swing te garanderen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
tuck
[zelfstandig naamwoord]

a position where a player brings their limbs close to their body, often used in gymnastics or diving to execute specific maneuvers

tuck, tuckpositie

tuck, tuckpositie

Ex: The coach praised her for improving her tuck technique .De coach prees haar voor het verbeteren van haar **tuck**-techniek.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
baseline
[zelfstandig naamwoord]

the back boundary line of a playing area, especially in sports like tennis, volleyball, or badminton

basislijn, achterlijn

basislijn, achterlijn

Ex: The soccer goalie stayed near the baseline to defend against long shots .De voetbaldoelman bleef dicht bij de **basislijn** om zich te verdedigen tegen lange schoten.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
sideline
[zelfstandig naamwoord]

the boundary line that marks the edges of the playing field or court in sports

de zijlijn, de rand van het veld

de zijlijn, de rand van het veld

Ex: The basketball player made an incredible save to keep the ball in play near the sideline.De basketballer maakte een ongelooflijke redding om de bal in het spel te houden bij de **zijlijn**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to sideline
[werkwoord]

to prevent someone from participating in an activity, especially a sport, usually due to injury or other reasons

aan de kant zetten, uitsluiten

aan de kant zetten, uitsluiten

Ex: His recurring hamstring problem sidelined him for most of the year .Zijn terugkerende hamstringprobleem hield hem het grootste deel van het jaar **aan de kant**.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to whiff
[werkwoord]

(in sports) to swing and miss while attempting to hit a ball

missen, zwaaien en missen

missen, zwaaien en missen

Ex: The golfer whiffed at the tee shot , causing the ball to roll off course .De golfer **miste** de afslag, waardoor de bal van de baan rolde.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
service
[zelfstandig naamwoord]

the act of initially delivering the ball to start play, such as in tennis, volleyball, or table tennis

service

service

Ex: The volleyball team focused on improving their service accuracy .Het volleybalteam richtte zich op het verbeteren van hun **service** nauwkeurigheid.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
scissor kick
[zelfstandig naamwoord]

a dynamic athletic maneuver where the legs cross over each other alternately, commonly used in sports such as soccer, swimming, karate, and gymnastics

schaarbeweging, schaartrap

schaarbeweging, schaartrap

Ex: The acrobat 's scissor kick added a breathtaking element to his aerial routine .De **schaarbeweging** van de acrobaat voegde een adembenemend element toe aan zijn luchtroutine.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
turn
[zelfstandig naamwoord]

the opportunity in which player or a team gets to play offense

beurt, kans

beurt, kans

Ex: The rugby team 's turn to advance with possession led to a try .De **beurt** van het rugbyteam om met balbezit vooruit te gaan leidde tot een try.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
shot
[zelfstandig naamwoord]

(sports) an attempt to score or achieve a goal by kicking, throwing, hitting, or shooting a ball or object toward a target

schot, slag

schot, slag

Ex: The hockey player 's slap shot hit the top corner of the net for a goal .De **slag** van de hockeyer raakte de bovenhoek van het net voor een doelpunt.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
instant replay
[zelfstandig naamwoord]

the immediate playback of an important moment in a sports competition on television, usually shown in slow motion

directe herhaling, instant replay

directe herhaling, instant replay

Ex: The football team ’s coach asked for an instant replay to review the touchdown .De coach van het voetbalteam vroeg om een **directe herhaling** om de touchdown te bekijken.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
goal-line technology
[zelfstandig naamwoord]

a system used in sports like football to determine if the ball has crossed the goal line, ensuring accurate goal decisions

doellijntechnologie, doeldetectiesysteem

doellijntechnologie, doeldetectiesysteem

Ex: Spectators appreciate the clarity brought by goal-line technology.Toeschouwers waarderen de duidelijkheid die **doellijntechnologie** brengt.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
to serve
[werkwoord]

to initiate play in a sport by hitting a ball or object from a designated location using a specific technique, as dictated by the rules of the game

serveren, de service uitvoeren

serveren, de service uitvoeren

Ex: She served the tennis ball with a powerful spin to start the match .Ze **serveerde** de tennisbal met een krachtige spin om de wedstrijd te beginnen.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
quarter
[zelfstandig naamwoord]

a division of time in a game or sport, usually consisting of four equal parts

kwart, kwartier

kwart, kwartier

Ex: The fourth quarter was intense , with both teams fighting for the lead .Het **kwartaal** was intens, beide teams vochten om de leiding.
daily words
wordlist
Sluiten
Inloggen
Sport
LanGeek
LanGeek app downloaden